Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 14-08-2018

Roemenen

betekenis & definitie

Roemenen is thans de gebruikelijke naam voor Walachen, die het meerendeel van de bevolking der Donauvorstendommen Moldavië en Walachije uitmaken, maar ook in grooten getale in de aangrenzende gewesten van Oostenrijk-Hongarije, Rusland en Turkije gevestigd zijn. Zelven noemden zij zich steeds Romani of Roemoeni, terwijl de naam Walachen van de Slawen afkomstig is. De Roemenen zijn gesproten uit eene vermenging van Romeinsche kolonisten met de oorspronkelijke bewoners des lands en met de stammen, die ten tijde der groote volksverhuizingen daarheen trokken. Hunne taal is eene dochter van de Latijnsche, vermengd met Slawische, Grieksche en andere uitdrukkingen.

Men schat het aantal Roemenen op ongeveer 81/2 millioen, namliijk in Roemenië 4300000, in Hongarije 1465000, in Siebenbürgen 1220000, in Boekowina enz. 210000, in Serbië en Turkijë 525000 en in Bessarabië enz. 800000. Ruim 7 millioen van hen behooren tot de Grieksch Katholieke en de overigen tot de R. Katholieke Kerk. Zij onderscheiden zich door een gespierden, gedrongen ligchaamsbouw, zwart haar, eene gezonde kleur en vurige oogen,— voorts door scherpzinnigheid en gezond verstand, door matigheid, eerlijkheid en goede trouw. Zij leeren zeer gemakkelijk vreemde talen en de ontwikkelden onder hen spreken niet zelden Fransch, Duitsch en Grieksch, en daarenboven Russisch en Italiaansch. In het algemeen bepalen zij zich bij den landbouw. De nationale kleeding der mannen bestaat uit een langen broek en laarzen met wit lakensche omslagen met blaauwe of roode versierselen, uit een hemd met een gordel, een vest en een bruinen mantel en een hoofdbedeksel van schapenvel.

De vrouwen hebben een fraaijen, ontwikkelden ligchaamsbouw; zij dragen een lang hemd met lange mouwen, vaak rood en blaauw en met glazen koralen versierd, en een grooten bruinen doek met strepen, dien zij zóó om de lendenen slaan, dat de fraai gestikte zoom van het hemd zigtbaar blijft; de getrouwde vrouwen slingeren een doek om het hoofd, terwijl de ongehuwde het haar in lange vlechten dragen. In den winter voorzien zij zich van een pelsmantel en trekken roode laarzen aan de voeten. Voorts tooijen zij zich met een snoer koralen of goudstukken. Terwijl er de paleizen der rijke bojaren al de weelde van het Westen ten toon spreiden, houden de boeren hun verblijf in ellendige woningen, wier wanden uit met leem bedekte horden bestaan. Zie voorts onder Roemenië.

< >