Revindicatie is de naam van de regtsvordering of actie, die den eigenaar van een regt of van eene zaak toekomt, om de aan hem toebehoorende zaak van iederen houder terug te vorderen in den staat, waarin zij zich bevindt. Die actie is een regelregt gevolg of, zoo men wil, een bestanddeel van het eigendomsregt; een middel om dat regt te beveiligen, te handhaven en geldend te maken. Ieder eigenaar heeft het regt, zijne zaak op te vorderen, te vindicéren, natuurlijk, voor zoover zijn regt om dat te doen niet beperkt is door het regt van een ander, aan wien b.v. het gebruik en genot van de zaak is afgestaan, zooals aan den huurder of vruchtgebruiker. De revindicérende eigenaar moet poséren en, zoo noodig, bewijzen, dat hij eigenaar is van de opgeëischte zaak, en dat zij berust onder hem, tegen wien de actie is gerigt.
Beweert deze een regt, krachtens hetwelk hij tot het bezit en genot van de zaak geregtigd is, dan moet hij dat regt tegenover den eigenaar bewijzen, omdat ieder eigendom vermoed wordt vrij te zijn. De revindicatie komt den eigenaar ook toe tegenover den bezitter, want het regt van den bezitter is zwakker dan dat van den eigenaar. Is het onderwerp van de opvordering eene roerende zaak, dan noemt men deze regtsvordering gewoonlijk „reclame”. Voor het instellen van de actie kan de eigenaar, tot bewaring van zijn regt, met verlof van den voorzitter van de arrondissementsregtbank, beslag leggen onder den houder op de roerende zaak, die hij wil reclameren, het zoogenaamd revindicatoir arrest, welk beslag dan binnen acht dagen moet worden gevolgd door eene dagvaarding tot reclame en tot van waarde verklaring van dat arrest. De reclame — nu geene revindicatie meer, omdat de goederen door verkoop en levering in eigendom van een derde zijn overgegaan — komt ook toe aan den verkooper van een roerend goed, dat zonder tijdsbepaling voor de betaling van den koopprijs verkocht is, om het wederverkoopen daarvan te beletten, zooals onze wet zegt, mits de terugeisching geschiede binnen dertig dagen na de aflevering, en het goed zich nog bevinde in handen van den kooper en tevens in denzelfden staat, waarin het is geleverd Tegenover derden geldt deze reclame niet, omdat voor hen het bezit geldt als volkomen regtsgeldige titel. In zaken van koophandel is deze reclame nog op ruimer schaal toegelaten. Zijn koopmanschappen verkocht en geleverd en is de koopprijs niet ten volle gekweten, dan is de verkooper, in geval van faillissement van den kooper, geregtigd, om ze terug te vorderen, mits zij niet vermengd zijn met andere en zich nog in denzelfden staat bevinden — al waren zij verpakt, uitgepakt of verminderd. Zijn ze verkocht, hetzij op tijd, hetzij zonder tijdsbepaling, dan kunnen zij gereclameerd worden, zoowel wanneer zij zich nog onder weg bevinden als dat zij reeds onder den gefailleerde of onder een derde, namens hem, zijn opgeslagen.
De tijd voor de reclame is wederom dertig dagen. Heeft de kooper voor den koopprijs een wissel of ander handelspapier geaccepteerd, dan vervalt de reclame, omdat dan door schuldvernieuwing des verkoopers vordering op den koopprijs is te niet gedaan. De verkooper-reclamant moet hem, die ter goeder trouw de goederen in beleening heeft genomen, de daarop voorgeschoten gelden met rente en kosten teruggeven. Zijn de goederen gedurende de reis ter goeder trouw op de factuur, het cognossement of den vrachtbrief verkocht, dan is de reclame vervallen, maar de verkooper behoudt een voorregt op den onbetaalden koopprijs, om daarop zijne vordering ten laste van den failliet te verhalen. Ditzelfde blijft ook gelden, als de goederen reeds onder den gefailleerde of onder een derde, namens hem, waren opgeslagen en daarna ter goeder trouw door koop en levering het eigendom van een derde zijn geworden.
De curator in het faillissement kan de reclame ook afweren, en de goederen in den boedel dus behouden door den verkooper zijne vordering te voldoen. Hij, die de teruggave van eene gestolene of verlorene zaak vordert, is niet verpligt aan den houder den door dezen daarvoor betaalden koopprijs terug te geven, ten ware de houder de zaak gekocht heeft op eene jaar- of andere markt of op eene openbare veiling, of van een koopman, die bekend staat in zoodanige zaken gewoonlijk handel te drijven. Het regt om eene gestolene of verlorene zaak terug te vorderen van een derde, staat voor den eigenaar, die de zaak heeft verloren of wien zij is ontstolen, gedurende drie jaren open; tegenover den dief of den vinder behoudt hij de revindicatie of het regt van reclame, zoolang de zaak nog in diens bezit is. Zie voorts onder Eigendom.