Recklinghausen (Friedrich von), een verdienstelijk ontleedkundige en physioloog, geboren den 2den December 1833 te Gütersloh, was na het voleindigen van zijne geneeskundige studiën assistent bij Virchow, werd hierop professor in de pathologische anatomie te Königsberg, vervolgens te Würzburg en toen te Straatsburg. Hij is de ontdekker van eene reeks van merkwaardige feiten, in de eerste plaats van de zwervende cellen van het bindweefsel, die geheel en al overeenkomen met de witte bloed- en lympha-cellen. Voorts werd aangetoond met hulp van de door hem uitgevondene „vochtige kamer", dat de ettercellen alleen in dooden toestand eene ronde gedaante hebben, maar in den levenden eene zelfstandige beweging openbaren. De overgang van de witte bloedcellen door de aderwanden heen naar het naastliggend weefsel werd regtstreeks waargenomen.
Die waarnemingen werden voorts de grondslag der hedendaagsche leer omtrent de ontstekingen, welke door Cohnheim verder is uitgewerkt. Andere belangrijke werkzaamheden van Recklinghausen hebben betrekking op het nasporen der verhouding tusschen de lympha-vaten en het bindweefsel. Omtrent de lympha-vaten van het buikvlies toonde hij aan, dat zij, netsgewijs zich vertakkend, aan de oppervlakte van dit vlies opene monden hebben, waarmede zij de vloeistoffen uit de buikholte regtstreeks kunnen opslorpen. Ook heeft hij de microscopische anatomie aanmerkelijk verrijkt.
