Onder dezen naam vermelden wjj eenige Italiaansche kunstenaars te weten:
Niccoló Pisano, een beeldhouwer en bouwmeester, geboren te Pisa tusschen 1205 en 1207 en aldaar overleden in 1278. Zijn vader Piétro was afkomstig uit Apulië, maar de kunst van Niccoló heeft geheel en al een Toscaansch karakter. Hij vervaardigde de marmeren kansels in het baptisterium te Pisa en in den dom te Siéna, daarbij geholpen door Arnolfo da Colle en zijn zoon Giovanni. Voorts versierde hij het praalgraf van den Heiligen Dominicus te Bologna met reliëfs en deed eene marmeren fontein verrijzen te Perugia. Ook de reliëfs in het voorportaal van den Dom te Lucca worden aan hem toegeschreven. Van de door hem ontworpene gebouwen is niet veel meer te vinden, daar zij in lateren tijd veranderd zijn.
Giovanni Pisano, een goudsmid, bronsgieter, beeldhouwer en architect. Hjj was een zoon van den voorgaande, werd geboren omstreeks het jaar 1240 en overleed na 1321. Waarschijnlijk is hij de uitvinder van het „email en basse taille”, hetwelk hij aan het altaar van den Heiligen Donatus te Arezzo heeft aangebragt. Hij deed een nieuw tijdperk aanbreken voor de goudsmederij, en als bronsgieter gaf hij blijken van kunstvaardigheid door het leveren der 5 klokken in den toren van San Piétro te Perugia. Als beeldhouwer werkte hij aanvankelijk onder de leiding van zijn vader. Tot zijne sierlijkste kunstgewrochten behooren het graf en het altaar van den Heiligen Donatus in de hoofdkerk te Arezzo (1290).
Omstreeks het jaar 1300 vervaardigde hij te Pistoja den kansel van Sant' Andrea, alsmede het gebeeldhouwde wijwatersvat in de kerk van San Giovanni. In de jaren 1302—1311 ontstond de thans uit elkaar genomen kansel in den Dom te Pisa. Te Perugia vervaardigde hij in 1290 het praalgraf van paus Urbanus IV, en in 1306 het fraaije monument van paus Benedictus XI. Te Cortona bewerkte hij het praalgraf der Heilige Margaretha in de naar deze genoemde kerk, en zijn laatst merkwaardig monument, het praalgraf van een Scrovegni in de kerk der Madonna dell’ Arena te Padua, is van het jaar 1321. Van zijne standbeelden der Madonna is de „Madonna del Fiore” in den Dom te Florence de schoonste.
Als architect bouwde hij het Campo Santo te Pisa, alsmede de kerk van Santa Maria della Spina. Voorts voorzag hij het baptisterium met gevels in spitsboogstijl en ontwierp de façade voor den Dom te Siéna. Eindelijk zegt men, dat hij den Dom te Prato verbouwd heeft. Schoon hij een leerling was van Niccoló, volgde hij in de bouw- en beeldhouwkunde eene nieuwe rigting, die weldra in geheel Italië bijval vond. Zijne behandeling van het marmer is bewonderenswaardig, — de uitdrukking van het gelaat zijner beelden treffend, en de drapéring zeer rijk.
Andréa Pisano, een zoon van Ugólino en een leerling van den voorgaande. Hij werd geboren te Pontadera omstreeks het jaar 1273 en overleed ongeveer in het jaar 1349. Ook deze was beeldhouwer, bronsgieter en bouwmeester. Nadat hij werkzaam geweest was aan de kerk van Santa Maria a Ponte te Pisa en aan den Dom te Carrara, bouwde hij in 1306 het kasteel Scarperia in het Mugello-dal, in 1332 de schilderachtige Porta San Frediano en vervolgens verschillende torens van den stadsmuur te Florence. In 1342 vergrootte en versterkte hij er het paleis van Walter van Brienne, hertog van Athene. Zijn voortreffelijkst werk is de fraaije bronzen deur van het baptisterium, welke hij met hulp van Venetiaansche goudsmeden en bronsgieters vervaardigde. Te Venetië leverde hij figuren voor de façade van San Marco, en zijne laatste levensjaren bragt hij door te Orviéto, waar hij het opzigt had op het mozaïekwerk van den Dom. Zijne kunstwerken onderscheiden zich door correctheid van teekening, eenvoudigheid en bevalligheid.
Vittore Pisano, ook Pisanello genoemd, een schilder en medailleur, geboren omstreeks het jaar 1368 te San Vito in het land van Verona. Hij was zeer gezien aan het Hof van den Paus, en fresco’s van dezen schilder zijn te Verona bewaard gebleven. Grooteren roem echter heeft hij behaald door het vervaardigen van keurige medailles met de beeldtenissen van vorstelijke personen. Hij overleed tusschen 1452 en 1455.