Pestel (Friedrich Wilhelm von), een verdienstelijk regtsgeleerde, geboren te Rinteln in het graafschap Lippe-Schaumburg den 7den Januarij 1724, studeerde te Rinteln en te Göttingen en werd benoemd tot hoogleeraar eerst in zijne geboorteplaats en in 1763 te Leiden. Hij aanvaardde die betrekking met eene oratie: „De damnis ex neglectu jurispublici ac privati”, en zijne lessen werden door vele studenten bezocht. Tot driemaal toe bekleedde hij de waardigheid van rector magnificus, maar zag zich door de omwenteling van 1795 van zijn leerstoel beroofd.
Hij begaf zich toen naar Duitschland, waar hij in 1792 door den Keizer in den rijks-adelstand was opgenomen, doch keerde op dringende uitnoodiging van Curatoren en Senaat in 1803 naar Leiden terug, waar hij den 16den October 1805 overleed. Hij was lid der Maatschappij van Nederlandsche letterkunde te Leiden en leermeester van Bilderdijk. Van zijne geschriften vermelden wij: „Animadversiones quaedam ad Cornelii Taciti Germaniam (1747)”, — „Elementa juris publici universalis (1740—1752)”, — „Fundamenta jurisprudentiae naturalis accincta in usum auditorum (1773; 5de druk, 1806)”, — en „Commentarii de Republica Batava (1782; 2de druk, 1798, 3 dln)”.