Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 10-08-2018

Pestalozzi

betekenis & definitie

Pestalozzi (Johann Heinrich), een uitstekend opvoedkundige, geboren den 12den Januarij 1745 te Zürich, verloor op zesjarigen leeftijd zijn vader en werd door zijne moeder vertroeteld. Prikkelbaarheid van gevoel en levendigheid van verbeelding verkregen daardoor bij hem de overhand, terwijl zijne gezette opmerkzaamheid en zijn practisch beleid veel te wenschen overlieten. Reeds vroeg ontwaakte bij hem de neiging om godsdienstleraar en alzoo volksonderwijzer en hervormer der onontwikkelde menigte te worden, — en die neiging werd versterkt door het lezen van den „Emile” van Rousseau. Hij vatte het voornemen op om zijne krachten aan het geluk des volks te wijden.

Wegens het mislukken eener poging om eene predicatie te houden, verwisselde hij echter eerlang de studie der godgeleerdheid met die der regten, doch daar hij zich door overmatige inspanning eene gevaarlijke ziekte op den hals haalde, bepaalde hij zich bij den landbouw. Toen hij vernam, dat bij het dorp Birr, tusschen Lenzburg en Brugg, uitgestrekte heidegronden te koop waren, vormde hij het plan om aldaar het bewijs te leveren, hoe men door verbinding van den landbouw met het fabriekwezen en met huiselijke opvoeding in staat zou zijn, de nadeelen eener kunstmatige beschaving uit den weg te ruimen en het volk uit zijn ellendigen toestand tot ware beschaving en zedelijkheid op te leiden. Hij kocht 100 morgen woeste grond, bouwde er een huis en gaf aan die bezitting den naam van Neuhof (1767). In 1769 trad hij in het huwelijk met Agnes Schulthesz, de dochter van een welgesteld koopman te Zürich. Zijne onderneming echter (meekrapcultuur) mislukte, maar Pestalozzi bleef bij zijn plan en verbond met zijne boerderij een opvoedingsgesticht voor behoeftige kinderen, die hij in 1775 met 50 leerlingen opende. Doch ook deze liep in 1780 te niet, omdat het Pestalozzi aan practische geschiktheid ontbrak. Daarop volgden 18 jaren van ellende en teleurstelling. Inmiddels verrees zijne ster op eene andere plaats boven de kimmen: hij trad op als schrijver.

Reeds in 1780 verscheen zijn „Abendstunde eines Einsiedlers” in de „Ephemeriden” van Iselin. De daarin geleverde aphorismen bevatten het programma van zijn leven: „Algemeene ontwikkeling van de inwendige krachten der menschelijke natuur tot zuivere levenswijsheid is het algemeene doel der opvoeding, ook bij de lagere klassen. Oefening, toepassing en gebruik van die krachten en van die wijsheid in ieders eigenaardigen werkkring en bepaalde omstandigheden is het doel der vorming voor een bepaald bedrijf. Deze laatste moet alzoo ondergeschikt wezen aan ’s menschen algemeene ontwikkeling”. Kort daarna verscheen zijn beroemd geschrift: „Lienhardt en Gertrud (1781—1789, 4 dln, en later bij herhaling”), waarin hij zocht aan te toonen, dat alleen door eene grondige verbetering der opvoeding, waardoor alle krachten en vermogens ontwikkeld worden, terwijl aan een edel voornemen en aan het kunnen meer waarde wordt gehecht, dan aan het weten, de gebreken van zijn tijd met vrucht kunnen worden bestreden. Dit boek maakte een verbazenden opgang. Het vervolg daarop, getiteld: „Christoph und Else (1782)”, een „leerboek voor de algemeene school der menschheid”, viel daarentegen weinig in den smaak. Ook schreef hij over maatschappelijke aangelegenheden in Zwitserland („Gesetzgebung und Kindermord, 1783”), en kwam meermalen op ernstige of hekelende wijs in verzet tegen bestaande gebreken, zoodat hij door velen van revolutionaire gezindheden werd verdacht.

Nog altijd vertoefde hij in benarde omstandigheden op Neuhof; ook was hij lid geworden van de Orde der Illuminaten, van wie hij zich evenwel eerlang met teleurstelling verwijderde. Eene reis naar Duitschland, in 1792 ondernomen, had hem in kennis gebragt met Klopstock, Wieland, Herder, Jacobi, Göthe en Fichte, en men ontwaart den invloed van laatstgenoemde in Pestalozzi's geschrift: „Nachforschungen über den Gang der Natur in der Entwickelung des Menschengeschlechts (1797)”. Hoewel hij ongemeen ingenomen was met de Helvetische Republiek, bestreed hij het Jacobinismus en drong er op aan, om tot de aloude trouw en godsdienst terug te keeren. Toen voorts in het najaar van 1798 na de verwoesting van het canton Unterwalden door de Franschen vele weezen zonder huisvesting omdoolden, rigtte Legrand, één van de directeuren der Republiek, tot Pestalozzi het verzoek, om die ongelukkigen in zijne hoede te nemen. hij gaf hieraan gehoor en verzamelde in het Ursuliner klooster te Stanz 80 verwaarloosde, in huidziekte en ongedierte schier omkomende kinderen van 4 tot 10 jaar. Hij verbond er leeren met werken, de school met de nijverheid. Ook deed hij proeven om kinderen door kinderen te laten onderwijzen. hij was er niet alleen leeraar en opvoeder, maar ook knecht en meid, en zijne krachten zouden bezweken zijn, zoo de Franschen hem den 9den Junij 1799 niet van zijn post ontzet hadden door de bijgebouwen van het klooster in een militair hospitaal te veranderen. Hij moest zijne leerlingen vaarwel zeggen en zelf herstelling zoeken in het Berner Oberland, waarna hij zich te Burgdorf aan eene lagere school verbond. Hoewel hij ook deze betrekking wegens zijne zwakke borst eerlang moest laten varen, opende hij kort daarna met Krüsi en Tobler een opvoedingsgesticht in het kasteel te Burgdorf (1803), hetwelk door de regéring werd erkend, zoodat de leeraars er eene kleine bezoldiging genoten.

Daarbij kwam voor Pestalozzi de toezegging van het regt van uitgave van de door hem aangekondigde leerboeken voor lager onderwijs, alsmede de belofte, dat men hem uit alle oorden van Zwitserland onderwijzers zou zenden, om zich met zijne methode bekend te maken. In 1802 ging hij als lid van eene Zwitsersche deputatie naar Parijs, doch gaf vóór zijn vertrek het werk in het licht: „Ansichten über die Gegenstände, auf welche die Gesetzgebung Helvetiens ihr Augemerk zu richten hat (1802)”. Eene memorie omtrent de behoeften van Zwitserland stelde hij te Parijs ter hand aan den Eersten Consul, maar ontving van dezen ten antwoord, dat hij zich niet met het leeren van het A B C kon bemoeijen. Daar het kasteel te Burgdorf in 1803 door de regéring van Bern tot andere oogmerken bestemd werd, moest hij het in 1804 verlaten. Gedurende zijn verblijf aldaar schreef hij: „Wie Gertrud ihre Kinder lehrt; ein Versuch den Müttern Anleitung zu geben, ihre Kinder selbst zu unterrichten (1801)” en „Buch der Mütter, oder Anleitung für Mütter, ihre Kinder bemerken und reden zu lehren (1803)”. Met de overige onderwijzers vervaardigde hij: „ABC der Anschauung oder Anschauungslehre der Maszverhältnisse” en „Anschauungslehre der Zahlenverhältnisse”. De regéring van Bern stelde het klooster Münchenbuchsee ter zijner beschikking, doch omdat hij de bekwaamheid miste om orde in de huishouding te handhaven, begon het aldaar geplaatste gesticht weldra te kwijnen, zoodat de onderwijzers het bestuur der zaak in handen gaven van Fellenberg te Hofwyl. Pestalozzi gaf toen gaarne gehoor aan eene uitnoodiging uit Iferten (Yverdon), om zich te belasten met het beheer van een opvoedingsgesticht van kinderen uit alle standen, tevens eene kweekschool voor onderwijzers, zoodat hij met eenigen van zijne onderwijzers en met 8 leerlingen derwaarts spoedde, waarheen de overige onderwijzers na verloop van een half jaar hem volgden.

Toen nam het tijdperk een aanvang, waarin Pestalozzi en zijn opvoedingsgesticht eene Europésche vermaardheid verkregen. Door hem gevormde leeraars gaven onderwijs te Madrid, te Napels en te Petersburg; de Keizer van Rusland betuigde hem in persoon zijn welgevallen in het door hem volbragte werk, en Fichte beschouwde de pogingen, door Pestalozzi aangewend, als het begin van eene hervorming der menschheid. Deze buitengewone lof schonk aan Pestalozzi een overmatig vertrouwen op de deugdelijkheid zijner beginselen en verleidde hem weleens tot onbillijkheid omtrent datgene, wat anderen elders voor het onderwijs hadden gedaan. Zelfbegoocheling toch kon gemakkelijk plaats grijpen, daar hij zich gestadig in zijn eigen kleinen kring bewoog, met de werkzaamheden van anderen onbekend bleef en in den laatsten tijd van zijn leven zeer weinig tijd aan lectuur besteedde. Inmiddels waren de uitkomsten van het onderwijs in zijn gesticht hoogst bevredigend. Meer en meer evenwel maakten slechts de meer gegoede standen daarvan gebruik, zoodat het eigenlijke doel van Pestalozzi, de ontwikkeling der lagere standen, geheel op den achtergrond geraakte. Tevens ontstond er verzet tegen het stelsel van Pestalozzi en vooral tegen zijn gesticht, waar de huishoudelijke regeling niet prijzenswaardig was. In de dagbladen werd een hevige strijd gevoerd vóór en tegen Pestalozzi.

De gezamenlijke leeraren te Iferten verzochten dientengevolge aan de regéring, dat zij een onderzoek dienaangaande mogten instellen, en de landamman droeg die taak op aan eene commissie. Het door haar opgemaakt verslag eindigt met de merkwaardige woorden: „Het is te betreuren, dat de magt der omstandigheden den heer Pestalozzi van den weg hebben verdrongen, dien zijn onbaatzuchtige ijver en zijne innige liefde hadden afgebakend. Men moet geregtigheid laten wedervaren aan zijne goede bedoeling, aan zijne edele inspanning en aan zijne onwrikbare standvastigheid, al bejammeren wij het ook, dat een rampspoedig lot den man voortdurend bedreigde, die door den loop der zaken steeds belemmerd werd in het volbrengen van datgene, wat hij wilde.” Ten gevolge van verdeeldheid onder de leeraren kwijnde de inrigting en eindigde de onderneming van Pestalozzi in teleurstelling. In 1818 sloot Schmid met Cotta eene overeenkomst tot het leveren eener nieuwe uitgave der werken van Pestalozzi. Daar het aantal inteekenaars zeer groot was, ontving Pestalozzi nieuwen moed, beloofde uit de inteekeningsgelden 50000 livres voor opvoedkundige oogmerken en stichtte in dat jaar eene armenschool te Clindy, in de nabijheid van Iferten. In 1825 nam hij afscheid van zijn instituut te Iferten en keerde als bijna 80-jarig grijsaard terug naar Nenhof, waar hij den „Schwanengesang” en zijne „Lebensschicksale” schreef.

Daarin belijdt hij met loffelijke openhartigheid de fouten en gebreken, die aanleiding gaven tot het mislukken zijner practische ondernemingen. Deze opregtheid is in hem meer te prijzen, dan in zijne levensbeschrijvers en beoordeelaars de ligtvaardigheid, waarmede zij van die blijkbaar overdrevene zelfbeschuldigingen gebruik maken. In datzelfde jaar zag hij zich benoemd tot lid der directie van het Helvetisch genootschap te Schinznach. In het volgende jaar droeg hij nog te Brugg eene verhandeling voor: „Ueber die einfachsten Mittel, womit die Kunst das Kind von der Wiege an bis ans sechste Jahr im häuslichen Kreis erziehen kann.” Hij overleed te Brugg in Aargau den 17den Februarij 1827. — Hoewel Pestalozzi eene grondige kennis bezat van des menschen aard en aanleg in het algemeen, miste hij de geschiktheid om den afzonderlijken mensch te doorgronden en te besturen. Hij aanschouwde met het oog des geestes de heerlijkste idealen, maar was blind, wanneer hij den weg tot bereiking van deze idealen moest aanwijzen.

In zijn „Lienhardt und Gertrud” schildert hij met ingenomenheid en met het volle gevoel harer hooge waarde de orde in de huishouding, maar in het practisch leven was hij van die orde meer dan iemand verwijderd. Hartstogtelijk was zijne liefde jegens het volk, doch het ontbrak hem aan overleg om die liefde vruchtbaar te doen werken. Maar hebben ook zijne ondernemingen schipbreuk geleden, toch is zijn werk een zegen geweest voor zijne tijdgenooten. Hij heeft liefde en geestdrift voor de opleiding der jeugd in een ruimen kring doen ontwaken, en zoo die opleiding thans in alle beschaafde Staten een onderwerp is der hoogste belangstelling, dan zijn wij dit voor een groot deel aan den ijver van Pestalozzi verschuldigd. Hij heeft onwaardeerbare verdiensten verworven op het gebied der opvoedkunde door het onderwijs te bouwen op den grondslag der aanschouwing, door het bevorderen eener natuurlijke opleiding en door „algemeene ontwikkeling der natuurlijke krachten van des menschen geest” als het hoogste doel der opvoeding aan te merken. Zijn honderdjarige geboortedag is in 1846 op vele plaatsen feestelijk herdacht, en er zijn onderscheidene Pestalozzi-vereenigingen en Pestalozzi-stichtingen tot stand gekomen. De laatste uitgave van zijne gezamenlijke werken is in 1869—1873 in 18 deelen in het licht verschenen.

< >