Périer (Casimir), een beroemd Fransch staatsman, geboren den 24sten October 1777 te Grenoble, bezocht tot aan het uitbarsten der Revolutie het collége der Oratorianen te Lyon, nam daarna in de handelszaak zijns vaders deel aan verschillende ondernemingen, trad in 1798 in dienst bij het korps ingenieurs van het Italiaansche leger en trok daarmede ten strijde, maar stichtte in 1802 met zijn ouderen broeder Scipion te Parijs een bankiershuis, dat reeds ten tijde van het Keizerrijk een hoogen trap van bloei bereikte. Zijne scherpe beoordeeling van de door het ministérie in 1817 voorgestelde leening opende voor hem den toegang tot de Kamer van Afgevaardigden, waar hij zich met kracht verzette tegen alle reactionaire maatregelen. Vooral bestreed hij het stelsel van het ministérie Villèle. In 1828 werd hij onder Martignac minister van Koophandel, maar hij legde de portefeuille neder, toen Polignac aan het roer kwam.
Met ijver nam hij deel aan de Julij-omwenteling, om tot de stichting der constitutionéle Julijomnarchie mede te werken, en nadat hij den 3den Augustus tot voorzitter der nieuwe Kamer gekozen was, trad hij den 11den van die maand op als minister zonder portefeuille. Toen echter den 2den November Lafitte zich met het opperbestuur belastte, nam hij zijn ontslag, om in de Kamer wederom den voorzitterszetel te bekleeden. Den 13den Maart 1831 evenwel nam hij de vorming van een nieuw ministérie op zich en aanvaardde daarin de portefeuille van Binnenlandsche Zaken. Hij was een man van het juste milieu, en overleed den 16den Mei 1832.— Een zijner zonen, desgelijks Casimir Périer geheeten en geboren den 20sten Augustus 1811, betrad de diplomatieke loopbaan, was van 1830—1846 gezant aan verschillende Hoven, in 1846 lid van de Kamer van Afgevaardigden en verkreeg in 1849 zitting in de Nationale Vergadering. Hoewel hij aanvankelijk de staatkunde van Lodewijk Napoleon bevorderde, protesteerde hij tegen den staatsstreek en bragt deswege eenige dagen door in de gevangenis. Na dien tijd wijdde hij zich aan den landbouw. In 1871 werd hij lid van de Nationale Vergadering, in hetzelfde jaar minister van Binnenlandsche Zaken, nam in 1872 zijn ontslag, werd in 1876 senator en overleed den 6den Julij van dat jaar.