Pageï, verkeerdelijk Poggi, doch ook wel Nassau-eilanden genaamd, gelegen in den Mentawei-archipel ten westen van Sumatra, bestaan uit Noorden Zuid-Pageï, door de straat Sikakap gescheiden, alsmede uit een aantal onbewoonde eilanden. Noord-Pageï is 7 uur gaans lang en 3 of 4 uur gaans breed, vertoont zich als een met bosch bedekt gebergte en heeft goede ankerplaatsen, benevens 1300 inwoners. Zuid-Pageï is ruim 11½ uur gaans lang, door een aantal eilandjes omringd, en telt 1250 zielen. De gezamenlijke Pagëï-eilanden beslaan volgens Melvill eene uitgebreidheid van 35 ▢ geogr. mijl; zij zijn hoog gelegen en met zwaar houtgewas bedekt.
Voorts heeft men er veel sago, wilde muskaatnoten, klappernoten, boomschors, damar, gom-elastiek, boomolie, schildpad, suikerriet en een aantal kostelijke boomvruchten. De handel is er van weinig belang, het klimaat in het binnenland warmer dan op Java en Sumatra. Er heerschen veel koortsen. Tot de wilde dieren behooren er herten, varkens, apen en eekhorens. De inboorlingen zijn van het Maleische ras, dragen geene kleederen, maar tatoeëren zich. Hunne wapens zijn pijl en boog, en hun regéringsvorm is zeer republikeinsch.
