Paenoa is de naam van een plantengeslacht uit de familie der Ranunculaceën. Het omvat kruiden en eenige halfheesters met afwisselende, ééntot driemaal driespletige bladeren, groote, eindstandige, roode, witte, zelden gele bloemen, veelzadige, openspringende kokervruchten en eivormige, glanzige zaden. De bij ons als sierplant aangekweekte soort is de enkele pioenroos (P. officinalis L.) met een korten, rolronden wortelstok, stengels ter hoogte van 3 tot 6 Ned. palm, verstrooid geplaatste, dubbel of drievoudig drietallige, schier lederachtige, van boven donkergroene, onbehaarde bladeren en karmijnroode bloemen met eene middellijn van 5 tot 8 Ned. duim. Deze plant is afkomstig uit het zuiden van Europa, en men vindt er in onze tuinen met gevulde bloemen.
De enkele pioenroos is voorgesteld door bijgaande figuur, namelijk in a de stengel, in b de wortelstok, beide op ⅓de der natuurlijke grootte, in c eene vrucht, in d een stamper, in e eene doorsnede der vrucht, in ƒ een meeldraad, in g een zaadje, in k dit laatste in doorsnede over dwars en in i in doorsnede over langs, alles op ⅓de der natuurlijke grootte. Van de overige soorten vermelden wij: P. albiflora, 4 tot 6 Ned. palm hoog, met dubbel drietallige, zeer glanzige bladeren, een onbehaarden kelk, witte bloemen en 3 behaarde, omgebogene vruchtbeginsels, in Siberië te huis behoorend, — en P. Moutan Sims., ter hoogte van 2 tot 3 Ned. el, met een bruinen, ronden stengel, dubbel 3-deelige of 3-spletige bladeren, eene 5tot 10-bladige bloemkroon, en meestal 5 vruchtbeginsels, somtijds met ruige stempels gekroond. De fraaiste verscheidenheden van deze plant komen uit China en Japan.