Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 10-08-2018

Orthodoxie

betekenis & definitie

Orthodoxie of regtzinnigheid in de herteleer staat tegenover haeresie of heterodoxie (ketterij) en beteekent eene volkomene overeenstemming van de geloofsovertuiging met de leerstellingen der Kerk. Dat woord kwam vooral in gebruik na de conciliën te Nicaea (315), Constantinopel (381) en Chalcedon (451) en beduidt dus hoofdzakelijk het vasthouden aan de leer der Drieëenheid en aan die der godheid van Christus. Gedurende den strijd over de beelden hield men den ijver voor de beelden en reliquieën voor orthodox, en keizerin Theodora verheerlijkte de zegepraal (842) van de voorstanders der beelden door een jaarlijksch feest, hetwelk zij „Het feest der orthodoxie” noemde. Sedert den aanvang van de scheuring der Oostersche en Westersche Kerk gold in de eerste vooral datgene als orthodox, wat op de eerste 7 Oecumenische Conciliën was vastgesteld.

In dien zin noemt zich de Byzantijnsche Kerk nog altijd de „orthodoxe” in tegenoverstelling van de R. Katholieke, die hare dogmata ontwikkeld heeft tot in de conciliën van Trente en van het Vaticaan. Terwijl Rome al de Protestanten ketters noemde, gaven deze den naam van orthodox aan het geloovig aannemen van de symbolen van het een of ander kerkgenootschap, en spoedig gaf men den naam van orthodoxie aan het belijden der kenmerkende leerstukken. In de 16de en de 17de eeuw waren de avondmaals- en voorbeschikkingsleer de toetssteenen voor orthodoxie en heterodoxie. Het denkbeeld „orthodoxie” behoort in het geheel niet te huis bij het Protestantismus, en het is alzoo voor Protestanten niet raadzaam, het te bezigen.

< >