Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 10-08-2018

Orleans (stad)

betekenis & definitie

Orleans, de hoofdstad van het Fransche departement Loiret, ligt in eene bevallige vlakte op den regter oever van de Loire aan den spoorweg, die, van Parijs komende, zich hier in 2 takken verdeelt, één over Tours naar Nantes en Bordeaux en één over Vierzon naar het binnenland van Frankrijk, en is 120 Ned. mijl van Parijs verwijderd. Eene brug van 9 bogen, 333 Ned. el lang en in het midden van de 18de eeuw gebouwd, verbindt de stad met de voorstad St. Marceau. Het gedeelte der stad, hetwelk nabij de rivier gelegen is, bestaat meerendeels uit naauwe, kromme straten, terwijl de nieuwe straten en boulevards, op de plaats der voormalige vestingwerken verrezen, zich door breedte en zindelijkheid onderscheiden en met fraaije gebouwen en prachtige winkels zijn versierd. Het plein du Martroy, het grootste en schoonste in deze stad, prijkt sedert 1855 met het bronzen ruiterstandbeeld van Jeanne d'Arc (van Foyatier), terwijl een vroeger (1804) aldaar geplaatst standbeeld van de Maagd van Orleans is overgebragt naar de plek van het monument, dat zich ter gedachtenis van de door haar bewerkte bevrijding der stad (8 Mei 1429) te voren op de brug over de Loire verhief, maar in 1793 verwoest werd. Tot de merkwaardigste gebouwen behooren er: de hoofdkerk (St. Croix), gedeeltelijk afkomstig uit de 13de en 14de eeuw, doch grootendeels opgetrokken onder Hendrik IV, met fraaije schilderijen en hoog geprezene reliquieën; — de kerk van St. Aignan, uit de 15de eeuw, doch van binnen eerst voor korten tijd hersteld, — de oudere kerken St. Euverte en St. Pierre le Puellier, laatstgenoemde uit de 12de eeuw, — het stadhuis, in 1530 gesticht, met een fraaijen voorgevel, 2 door caryatiden ondersteunde balcons en onderscheidene standbeelden, en van binnen met eenige merkwaardige zalen, — het gebouw der prefectuur, een voormalig klooster der Benedictijnen, — een groot ziekenhuis , — en het stadhuis, thans een muséum van schilderijen en beeldhouwwerken. Orleans is de zetel van een prefect, van eenbissehop, van een militairen bevelhebber en van vele ambtenaren. Men vindt er eene Hervormde kerk, eene synagoge, een Hof van appél, een lyeéum, eene kweekschool voor onderwijzers en onderwijzeressen, eene Protestantsche school, eene ambachtsschool, een doofstommeninstituut, eene school voor teeken- en bouwkunde, eene boekerij met 42000 deelen, verschillende muséa, een botanischen tuin, vereenigingen van oudheidkunde, wetenschap en muziek en tuinbouw, — voorts Kamers van koophandel en landbouw, geld- en wisselbanken, talrijke inrigtingen van weldadigheid, en omstreeks 50000 inwoners.

Men heeft er een groot aantal fabrieken en een levendigen handel, vooral in wol, wijn, graan, olie, zeep, kaas, zout, brandewijn en timmerhout. Tot de middelen van verkeer behooren er, behalve de spoorwegen, de bevaarbare Loire en eenige kanalen, welke deze verbinden met de Seine. Wegens hare ligging aan de Loire, de grootste rivier van Frankrijk, welke met hare zijrivieren een vijfde gedeelte van de geheele oppervlakte des rijks besproeit en bij Orléans hare noordelijke rigting plotselijk in eene westelijke verandert, is deze stad ook uit een krijgskundig ooggunt van veel belang en vervulde van ouds eene merkwaardige rol in de geschiedenis van Frankrijk.

Orleans is eene oude Celtische stad. Te voren hield men het oude Genabum, eene stad der Cornuten, waar in 52 na Chr. de groote opstand tegen Julius Caesar uitbarstte, voor Orleans, doch volgens de jongste nasporingen, werd daardoor Gien aangeduid. Orleans verkreeg onder Aurelianus (270—375) den naam van Civitas Aureliani, en hieruit ontstond die van Orleans. Later kwam zij onder de heerschappij der Franken en werd de hoofdstad van één hunner koningrijken. De Noormannen plunderden haar tot tweemaal toe (856 en 865). Daarna werd zij de hoofdstad van een graafschap onder Hugo Capet, en in 1309 verrees er eene universiteit. In 1428 werd de stad door de Engelschen belegerd, doch het volgende jaar door Jeanne d'Arc ontzet. Gedurende den oorlog tegen de Hugenoten werd er in 1560—1561 de vergadering der Generale Staten gehouden en het Edict van Orleans uitgevaardigd, hetwelk aan de Hugenoten eene amnestie toestond.

Deze namen de stad in 1562 in bezit, verhieven haar tot hun hoofdkwartier en zagen er zich in 1563 belegerd door hertog François de Quise, die vóór hare wallen vermoord werd. Ook in den Duitsch-Franschen Oorlog van 1870—1871 was Orleans een merkwaardig punt. De Republikeinsche Regéring van 4 September 1870, welke eene delegatie gevestigd had te Tours, bepaalde Orleans tot uitgangspunt der pogingen tot het ontzet van Parijs, daar deze stad zeer geschikt gelegen was tot zamentrekking van troepen uit het zuiden. Geen wonder alzoo, dat de stad en hare omstreken weldra het tooneel vormden van belangrijke worstelingen. Zij zelve werd door de Duitschers stormenderhand ingenomen, en de overwinnaars verloren daarbij 60 officieren en 1200 man, doch de Franschen 3000 gevangenen.

Beijersche troepen onder von der Tan hielden haar eene maand (tot 9 November 1870) bezet en ontruimden baar, wegens de aanvallende beweging van het Fransche Loire-leger bij Coulmiers, met achterlating van 1000 zieken en gewonden. Nu werd Orleans het hoofdkwartier van generaal Aurelle de Paladines, die tegen het einde van November oprukte naar Parijs, doch weldra teruggeworpen werd, waarna de Groothertog van Mecklenburg zich wederom meester maakte van Orleans. De Franschen hadden in den slag bij Orleans, behalve de dooden en gewonden, 12000 gevangenen en 60 kanonnen verloren. De stad bleef toen tot in het begin van Maart 1871 in het bezit der Duitschers.

< >