Olmütz, in het Slawisch Olomouc, eene stad in Moravië en eene van de sterkste vestingen der Oostenrijksche Monarchie, ligt op een eiland in de March, wier waterstand door sluizen zoo aanmerkelijk kan verhoogd worden, dat een groot deel der omstreken onderloopt. Zij bestaat uit de eigenlijke stad en de Vorburg en telt, zonder het talrijk garnizoen, ruim 15000 inwoners. Bij den aanvang van den Silézischen Oorlog was Olmütz met muren, torens en grachten versterkt, doch door Maria Theresia ontving zij gebastionneerde vestingwerken met ravelijnen, contra-escarpen en buitenwerken. In den jongsten tijd werden rondom Olmütz forten gebouwd, terwijl men een gedeelte der oude wallen in wandelplaatsen veranderde.
Men heeft er 3 poorten, 2 pleinen, 8 kerken, een paleis van den vorst-aartsbisschop, een prachtig raadhuis met een hoogen toren, een tuighuis, een seminarium, eene reaalschool, een schouwburg, een spoorwegstation enz. Te voren bestond er eene universiteit, welke in 1858 werd opgeheven, doch men vindt er nog een gymnasium, eene kweekschool voor onderwijzers, eene handelsschool, eene nijverheidsschool, een muséum, eene boekerij met ruim 61000 boekdeelen, 2500 handschriften en 1000 wiegedrukken, eenige geld- en wisselbanken en onderscheidene inrigtingen van weldadigheid. De nijverheid is er weinig ontwikkeld, doch de stad, door spoorwegen met Weenen, Praag, Brünn, Sternberg, Jagerndorf enz. verbonden, is de stapelplaats van den Russischen en Poolschen veehandel. Men meent dat de stad gesticht is door keizer Julius Maximus. Geruimen tijd — tot aan 1640 — was zij de hoofdstad van Moravië.
Het aartsbisdom Olmütz werd in 1073 als bisdom gesticht. In 1588 werden de bisschoppen tot rijksvorsten verheven, en in 1777 werd het bisdom in een aartsbisdom herschapen. De heerlijkheden en leengoederen, aan het aartsbisdom toekomende, worden geschat op 5 millioen Oostenrijksche gulden. De aartsbisschop van Olmütz is in Oostenrijk de éénige, die door een domkapittel gekozen wordt.