Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 10-08-2018

Odilon Barrot (Camille Hyacinthe)

betekenis & definitie

Een van de leiders der oppositie in de Fransche Kamer van Afgevaardigden, werd geboren den 19den Julij 1791 te Villefort in het departement Lozère, studeerde in de regten en werd na de Restauratie van 1814 advocaat bij het Hof van Cassatie. In die betrekking verwierf hij door eene schitterende verdediging van onderscheidene personen, die wegens staatkundige misdrijven waren aangeklaagd, grooten roem, alsmede door de onverschrokkenheid, waarmede hij de regten der Protestanten in bescherming nam. In 1827 werd hij lid en in 1830 voorzitter van het genootschap : „ Aide-toi (Help u zelven)”. Hij werkte mede tot de omwenteling van laatstgenoemd jaar, werd lid van het stedelijk bestuur te Parijs, bragt, nadat de hertog van Orléans als constitutioneel koning was uitgeroepen, met 2 andere commissarissen Karel X naar Cherbourg, zag zich benoemd tot prefect van het Seine-departement, en nam tegelijkertijd zitting in het ministérie Lafayette en in den staatsraad.

Intusschen legde hij weldra zijne betrekking als prefect neder, en toen het ministérie Périer optrad, ook die van staatsraad. Daarop tot Afgevaardigde naar de Kamer benoemd, was hij steeds in oppositie tegen het Hof en tegen de staatkunde van Périer, Guizot en Mólé, maar bleef tegelijkertijd verwijderd van de republikeinsche linkerzijde. Zijn beginsel was hetzelfde, dat Lafayette in 1830 verkondigd had met de woorden: „Een populaire troon, door gemeenebestelijke instellingen omgeven”. Hij was alzoo de vertegenwoordiger van de monarchale oppositie of van hen, die het Huis Orléans op den troon wilden handhaven, maar tevens een volkomen genot verlangden van al de constitutionéle voorregten, door de Julij-omwenteling verkregen. Na de aftreding van het ministérie in 1840 ondersteunde hij het nieuwe kabinet Thiers bij de behandeling van het Oostersche vraagstuk, doch streefde langs dien weg vruchteloos naar de opheffing der Septemberwetten. Toen in October Guizot zich weder aan liet hoofd van het bewind plaatste, kwam Odilon-Barrot. aanstonds in verzet en zocht de nieuwe ministers verdacht te maken.

In 1846 volbragt hij eene reis naar het Oosten. In 1847 nam hij ijverig deel aan de beweging ter gunste der uitbreiding van het kiesregt. Terwijl Thiers en Rémusat op den achtergrond bleven, onderteekende Odilon-Barrot in February 1848 de uitnoodiging tot een hervormingsbanket, hoewel hij die bijeenkomst zocht te verhinderen, toen zij gevaarlijk dreigde te worden voor de orde. Den 22sten Februarij onderschreef hij voorts de acte van beschuldiging tegen Guizot. Hoewel de Koning hem volstrekt niet genegen was, benoemde hij hem, vooral op aandringen van Thiers, den 24sten Februarij tot eersten minister. In die betrekking waren zijne maatregelen van zeer twijfelachtigen aard, daar hij aan den Koning den raad gaf om de troepen te verwijderen, waardoor dezen alle bescherming ontnomen werd. Na de vlugt des Konings deed Odilon-Barrot in de Kamer van Afgevaardigden het voorstel om het regentschap op te dragen aan den Graaf van Parijs, hetwelk echter, vooral door den invloed van Lamartine, verworpen werd. Zijne pogingen, om het volk door de kracht van zijne taal tot orde te brengen, mislukte en zijn leven kwam in gevaar.

Nu schaarde hij zich aan de zijde der Republikeinen, werd afgevaardigd naar de Constituérende Vergadering, vervolgens naar het Wetgevend Ligchaam, en zag zich bij de vorming van het eerste ministérie van Lodewijk Bonaparte, den 30sten December 1848, benoemd tot voorzitter van den ministerraad en tot zegelbewaarder. Als zoodanig stond hij tegenover de oppositie van velen, evenals weleer Guizot tegenover de zijne, en zijn toestand herinnerde hem meermalen aan het woord van dien minister: „Zoo gij in mijne plaats waart, zoudt gij juist zoo doen als ik”. Als minister verzette hij zich tegen de amnestie, sloot hij de clubs en beperkte hij het regt van drukpersvrijheid en vereeniging. Toen de plannen van den President niet strookten met de wenschen der Nationale Vergadering, ontving het ministérie den 30sten October 1849 zijn ontslag. In het Wetgevend Ligchaam werkte hij voorts mede tot de herziening der grondwet, maar was niet schrander genoeg om de bedoelingen van Napoleon te doorgronden.

Deze bleken hem eerst bij den staatsstreek van 2 December 1851. Toen vergaderden omstreeks 50 parlementsleden der meerderheid, om tegen het geweld te protestéren, maar zij werden allen in hechtenis genomen. Odilon-Barrot herkreeg echter spoedig zijne vrijheid, werd in 1852 lid van den familieraad van het Huis Orleans en weigerde den eed af te leggen op de grondwet. Gedurende het Tweede Keizerrijk bekleedde hij geenerlei staatsambt en evenmin de betrekking van afgevaardigde. In 1864 nam hij deel aan de openlijke voorlezingen, die te Parijs ten gunste van Polen werden gehouden. Bij het kiezen van een nieuwen Raad van State in 1872 werd ook Odilon-Barrot door de Nationale Vergadering tot lid daarvan gekozen en kort daarna tot vice-president van dat ligchaam benoemd. Hij overleed den 6den Augustus 1873 op zijn landgoed te Bougival by Parijs.

< >