Nürnberg of Neurenberg, de tweede stad en aanzienlijkste handelsplaats van het koningrijk Beijeren, eene der eerste kweekplaatsen van Duitsche kunst en weleer eene Duitsche rijksstad, ligt in het district Midden-Franken in een vlak, wél bebouwd oord en wordt door de Pegnitz in 2 vrij gelijke gedeelten gesplitst. De Pegnitz vormt er 4 eilanden, van welke het grootste den naam draagt van Schütt, en heeft 7 steenen bruggen, onder welke zich de Fleischbrug met één boog, welke eene spanning heeft van 32 Ned. el, en de in 1824 gebouwde kettingbrug bevinden. De stad is omringd door eene gracht ter breedte van 30 Ned. el en door hechte, dubbele muren met talrijke torens en bastions. Intusschen heeft men in den jongsten tijd op onderscheidene plaatsen openingen gemaakt in deze omwalling.
De omtrek der binnenstad bedraagt ongeveer 4 Ned. mijl. Zij heeft 5 groote en 8 kleinere poorten; de eersten zijn voorzien van groote, ronde torens, in 1552-1557 opgetrokken. Er zijn 7 voorsteden. Van de pleinen en straten zijn slechts enkele vrij ruim, zooals: het markt-, Maximiliaan-, Albrecht Dürer's- en Hospitaalplein, de Ooftmarkt en het Aegidiënplein, — voorts: de Laufer-, Burg-, Königs-, Adler-, Karolinen- en Ludwigsstraat. De huizen hebben er meestal een ouderwetsch voorkomen. Zes waterleidingen voorzien deze stad van drinkwater. Tot de merkwaardigste gebouwen van Nürnberg behooren in de eerste plaats eenige kerken, zooals: de St. Laurenskerk, een prachtig gebouw in spitsboogstijl, in 1287-1477 opgetrokken en in den jongsten tijd geheel gerestaureerd, met 2 torens ter hoogte van 71 Ned. el, een sierlijk portaal en een roosvormig raam met eene middellijn van 9 Ned. el; deze kerk is 101 Ned. el lang en 34 Ned. el breed en heeft 3 schepen, van welke het middenschip zich ter hoogte van 25 Ned. el verheft, terwijl men in dat gebouw een aantal kostelijke kunstwerken, altaren met schoone schilderstukken en voortreffelijk beschilderde glazen aantreft. Eene andere vermaarde kerk te Nürnberg is de St. Sebalduskerk, een der schoonste Duitsche gebouwen in spitsboogstijl waarvan de oudste gedeelten afkomstig zijn uit de 10de eeuw, terwijl het koor en de deuren in de 14de zijn vervaardigd. Zij werd voltooid in 1377, en heeft eene lengte van 94 en eene breedte van 32 Ned. el. Het gewelf is onderschraagd door 22 zuilen ter hoogte van 26 Ned. el. In dit gebouw heeft men voortreffelijke kunstgewrochten, onder welke zich het beroemde praalgraf van den heiligen Sebaldus bevindt, vervaardigd door Vischer (1506-1519), met kleine standbeelden der 12 Apostelen enz., een fraai hoofdaltaar enz. De Maria- of Lieve Vrouwe-Kerk is in 1355-1361 desgelijks in spitsboogstijl gebouwd, bezit een prachtig portaal met veel beeldhouwwerk, schoone glasschilderijen, stukken in olieverf van Wohlgemuth en anderen en is in 1816 ingerigt voor de R. Katholieke eeredienst. De Aegidiënkerk, in 1711-1718 in plaats van de oude in 1696 afgebrande kerk in Italiaanschen stijl gebouwd, heeft eene onderaardsche kapél of krypt en een prachtig altaarstuk van van Dijck. In de Heilige Geest-Kerk, in 1850 hersteld, maar in 1333-1341 gesticht, werden sedert 1424 de rijkskleinoodiën bewaard, welke zich thans te Weenen bevinden. De St. Jacobskerk, in 1283 gesticht en in 18241825 onder de leiding van Heideloff hersteld, bevat beeldhouwwerken van Burgschmiet, een fraai altaar met snijwerk en onderscheidene oude schilderijen. De St. Johanneskerk is omgeven door een vermaard kerkhof, terwijl de Koepelkerk der Duitsche Heeren onvoltooid is gebleven. Van de overige gebouwen vermelden wij: het oude Keizerlijke kasteel, de Burgt genaamd, vermoedelijk reeds ten tijde van keizer Koenraad II gesticht en onder Frederik Barbarossa verbouwd. Opmerkelijke gedeelten van dit slot zijn de oude Heidentoren, 2 kapellen en de smaakvolle vertrekken van het Koninklijk Huis met voortreffelijk snijwerk van Veit Stosz en schilderijen van Lukas Cranach, Albrecht Dürer, Schauffelin enz. Men zegt, dat de groote lindeboom op het burgtplein 7 eeuwen oud is. Het slot der burggraven, dat zich weleer niet ver vandaar verhief, is thans verdwenen. Het stadhuis, in 1616-1619 in Italiaanschen stijl gebouwd, heeft een voorgevel ter lengte van 39 Ned. el met 2 verdiepingen, 3 portalen en fraaije zalen met muurschilderijen van Albrecht Dürer en anderen. Voorts vermelden wij den schouwburg, het groote Heilige Geest-gasthuis, het stadsziekenhuis, het muséum en het stationsgebouw. Van de oude gebouwen zijn bezienswaardig: Het Huis van Nassau met het standbeeld van koning Adolf van Nassau, het Grundherrn-huis, waar de Gouden Bul gedeeltelijk werd opgesteld, het huis van Tucher, dat van Albrecht Dürer, dat van den dichter Hans Sachs, dat van den volksdichter Grübel, en nog vele andere. Tot de openbare monumenten behooren: de schoone fontein op de markt; deze is 18,5 Ned. el hoog en in 1355-1361 vervaardigd door Schoonhoven, den beeldhouwer der Maria-Kerk, — de sierlijke fontein achter de Maria-Kerk, — het standbeeld van Albrecht Dürer op het naar hem genoemde plein; het is door Rauch gemodelleerd en door Burgschmiet gegoten, — het standbeeld van Hans Sachs op het hospitaalplein, — het steenen gedenkteeken van Melanchthon op het plein vóór het gymnasium en het in 1876 verrezen oorlogsgedenkteeken (Victoria) in de Adlerstraat. Op het St. Johanneskerkhof, één Ned. mijl van de stad, heeft men een aantal prachtige praalgraven, en men heeft er ook op het St. Rochuskerkhof en op het Militaire Kerkhof. Nürnberg bezit onderscheidene merkwaardige kunstverzamelingen, zooals: het Germaansch Muséum in het Karthuizer Klooster met prachtige muurschilderijen van Kaulbach en het Beijersch Muséum van Nijverheid. Men heeft er eene stedelijke boekerij in het voormalige Dominicaner klooster met 70000 deelen, vele wiegedrukken (incunabelen) en zeldzame handschriften, — eene verzameling van beeldhouwwerken en gipsafgietsels, — eene stedelijke verzameling van schilderijen met uitmuntende stukken der oud-Duitsche school, — en eene Koninklijke verzameling van schilderijen in de Mauritskapél. Daarenboven zijn er onderscheidene belangrijke kunstverzamelingen van particulieren, terwijl het Albrecht Dürer-Genootschap gelegenheid geeft tot voortdurende tentoonstellingen. In de behoefte aan onderwijs wordt er voorzien door een gymnasium, eene industrieschool, eene reaalschool, eene vermaarde school voor kunstnijverheid, eene handelsschool, eene landbouwschool, eene school voor bouwkunst en voor bewerking van metalen, 2 meisjesscholen voor den deftigen stand, 4 bewaarscholen, een doofstommen- en een blinden-instituut. Tot de inrigtingen van weldadigheid behooren er een algemeen ziekenhuis, eene stedelijke soepkokerij, een hospitaal voor ooglijders, een weeshuis enz. Ook heeft men er verschillende genootschappen en vereenigingen, onderscheidene regtbanken enz. In Maart 1877 telde men er 95000 inwoners, en er bevindt zich eene aanzienlijke militaire bezetting. De kunstnijverheid dezer stad is wereldberoemd en de „Neurenberger waren” zijn algemeen bekend. Daarenboven heeft men er glasblazerijen, naaldenfabrieken, fabrieken van muziek-instrumenten, van verfstoffen, van papier, parkement, penseelen, kunstbloemen, borstels, was, lak, alsmede cichorei-, tabaks-, sigaren- en katoenfabrieken, machinenfabrieken, onder welke die van Klett met 3000 werklieden, boekdrukkerijen, bierbrouwerijen enz. In 1876 had men er 567 fabrieken, waarin 11555 personen werk vonden, en men bezigde er 143 stoomwerktuigen met 1790 paardenkracht, 14 locomobielen met 92 paardenkracht en 12 gasmachines met 12 paardenkracht, terwijl in 88 inrigtingen water als beweegkracht diende. Ook ontbreekt het er niet aan gelden wisselbanken, terwijl de handel er bevorderd wordt door het Donau-Mainkanaal en door spoorwegen, in 8 verschillende rigtingen van Nürnberg uitgaande. Rondom de wallen heeft men lommerrijke lanen en men vindt in den omtrek der stad onderscheidene bevallige gelegenheden voor uitspanning en vermaak.
Nürnberg wordt in de geschiedenis het eerst vermeld in 1050, doch was in 1062 reeds eene stad. Hendrik IV verleende haar vrijheid van markt, van tolheffing en munt. Men vermeldt, dat zij in 1105 door Hendrik V verwoest werd. Weldra echter was zij weder opgebouwd, want in 1127 werd zij door keizer Lotharius ingenomen en aan Hendrik de Trotsche afgestaan, doch Koenraad III voegde haar weder bij zijn Rijk. Dit was echter geen beletsel voor de zelfstandige ontwikkeling van het stedelijk bestuur; reeds in 1236 stonden er consuls aan het hoofd der zaken. Zij werden ter zijde gestaan door een Raad, en sedert den tijd van keizer Philippus had men er een rijksschout voor de regtsbedeeling. In de 15de eeuw kwamen er de rijksgoederen in het bezit der stad. In 1349 koos een gedeelte der burgers de partij van Günther von Schwarzburg en verwekte er een opstand, doch Karel IV verscheen er met een leger en herstelde den Raad.
Na dien tijd nam de stad gestadig toe in welvaart en zij werd eene der voornaamste handelsplaatsen van Europa, zoodat het aantal inwoners tot 150000 klom. Toen echter de Oost-Indische handel een anderen weg insloeg, begon haar bloei te verminderen. Van 1073 tot aan het einde der 16de eeuw zijn er onderscheidene Rijksdagen gehouden, en de merkwaardigste van deze is die van 25 November 1355, toen de Gouden Bul uitgevaardigd werd. De rijkskleinodiën, in 1424 naar Nürnberg gebragt, bleven er tot in 1806. In 1427 kocht de Raad van den burggraaf Frederik VI den burgt voor 120000 gulden, doch deze koop gaf aanleiding tot verwoestende oorlogen, die eerst in 1450 een einde namen. Toen de strijd in 1452 op nieuw ontbrandde, gelukte het Albrecht Alcibiades van Brandenburg-Kulmbach niet, de stad te veroveren, en later werd het stedelijk grondgebied aanmerkelijk uitgebreid. De Hervorming werd er ingevoerd in 1524 en weldra ijverde de stad voor de nieuwe leer. Den 23sten Julij 1532 werd er de Nürnberger Vrede (Eerste Religievrede) tusschen de Protestanten en R. Katholieken, en den 10den Julij 1538 het Nürnberger Verbond tusschen keizer Karel V en de R. Katholieken tegen de Protestanten gesloten.
Gedurende den Schmalkaldischen Oorlog bleef de stad onzijdig, en den 10den Mei 1609 trad zij toe tot de Protestantsche Unie. Gedurende den Dertigjarigen Oorlog plaatste zij zich in 1631 onder de hoede van Gustaaf Adolf, die haar tegen Tilly en vooral tegen Wallenstein krachtig verdedigde. Na den voor de Zweden zoo noodlottigen slag bij Nordlingen en nadat de Keurvorst van Saksen zich met den Keizer verzoend had, moest ook Nürnberg zich naar de omstandigheden voegen. — Na de Groote Fransche Omwenteling was de gesteldheid der stad zoo hagchelijk, dat zij zich in 1796 bereid verklaarde om hare poorten voor den Koning van Pruissen te openen, — ’t geen echter zonder gevolg bleef. In 1803 behield zij de rijksvrijheid, maar kwam in botsing met den Koning van Pruissen, burggraaf der stad, zoodat Pruissen zich van een gedeelte van haar grondgebied meester maakte, en in 1806 verviel de stad met eene uitgebreidheid van 23 geogr. mijl en 80000 inwoners aan de Kroon van Beijeren, die echter ook hare schuld ten bedrage van 9 millioen gulden overnam. Bij het eindigen van den oorlog van 1866 werd Nürnberg door een Pruissisch reservekorps onder den Groothertog van Mecklenburg-Schwerin bezet. Zij is de geboorte- of verblijfplaats van een groot aantal beroemde personen, en onderscheidene merkwaardige uitvindingen werden binnen hare wallen gedaan.