Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 10-08-2018

Nijverheidsgewassen

betekenis & definitie

Nijverheidsgewassen noemt men planten, die belangrijke grondstoffen leveren voor de industrie. Het plantenrijk is eene onuitputtelijke voorraadschuur van allerlei voorwerpen, welke tot bevrediging van ’s menschen behoeften kunnen dienen. Hierbij bekleeden de talrijke houtsoorten den eersten rang; zij worden als timmerhout en tot vervaardiging van velerlei voorwerpen gebezigd. Men maakt drinknappen enz. van onderscheidene vruchtschalen, en het harde zaad van Phytelephas macrocarpa wordt als ivoor verwerkt.

Sommige houtsoorten kan men splijten en evenals buigzame twijgen tot vlechtwerk gebruiken, vooral de stengels van calamussoorten, Spaansch riet, het halmachtig blad van esparto-gras (Stipa tenacissima), de bladeren van Carludovica palmata (voor Panamahoeden) enz. Buigzame draden levert de bast van planten, die spinbare vezels bevatten, zooals: vlas, hennep enz., alsmede de zachte plantenharen, bijv. van het katoen, welke te zamen de grondstoffen leveren voor spinnerijen en weverijen. Zijn de geweven stoffen versleten, dan gaan zij als lompen naar de papiermolens; maar de klimmende behoefte aan papier heeft ons ook reeds genoodzaakt, dit regtstreeks uit plantaardige stoffen te bereiden, waartoe hout, esparto-gras en stroo het meest geschikt zijn. Vele planten kunnen dienen tot het vullen van matrassen en zittingen. Ook maakt men gebruik van scheikundige eigenschappen der planten; te voren verbrandde men groote hoeveelheden hout, om uit de asch koolzure kali te bekomen, en is deze tak van nijverheid thans ook verdwenen, toch verzamelt men nog groote hoeveelheden wier (Laminaria digitata), om uit de asch van deze plant iodium af te scheiden. Voorts dienen houtvezels ter bereiding van zuringzuur en ook wel van spiritus; van aardappelen verkrijgt men meel, stroop en moutwijn, en ook andere voedingsplanten zijn tegelijk industrieplanten, bepaaldelijk rogge en gerst. Belangrijk is voorts de suikernijverheid, waarvoor het suikerriet, de suikerwortel en de suikerahorn de grondstof leveren. Onderscheidene gewassen geven olie (bijv. koolzaad, beukels, olijven, kokosnoten enz.), andere harsen, zooals de pijnboom, de Dammara australis en de Zuid-Amerikaansche copalboom (Hymenaea courbaril).

Belangrijk zijn wijders vele geurige gewassen, waaruit men welriekende oliën weet te halen, alsmede de getah-pertsja- en kaoetsjoekboomen, wier verdikt melksap de nijverheid uitnemend te stade komt. Ook ontleenen wij onderscheidene verfstoffen aan het plantenrijk, en er zijn voortbrengselen uit het plantenrijk, welke eerst eene fabriekmatige behandeling ondergaan vóórdat zij ter bevrediging onzer behoeften geschikt zijn, zooals de voortbrengselen van den wijnstok, van den cacaoboom, van de tabaksplant enz. De nijverheidsplanten worden gedeeltelijk verbouwd en groepen gedeeltelijk in het wild. In het laatste geval wordt gewoonlijk weinig zorg gedragen voor haar behoud. Sedert er behoefte ontstond aan chinine en getah-pertsja, zijn de boomen, welke die stoffen opleveren, op eene bedenkelijke wijze in aantal verminderd. Men mag echter onderstellen, dat het gevaar van uitroeping door kweeking zal worden verhoed, waartoe men op Java door den aanleg van kinaplantages thans reeds pogingen aanwendt.

< >