Naturalismus noemt men het gevoelen, dat de natuur het eenige en alles is en dat buiten haar geenerlei kracht bestaat. Het is een grof pantheïsmus, met atheïsmus gelijkstaande. Ook geeft men aan het woord naturalismus wel eens de beteekenis van ’t geen tegen het supranaturalismus over staat, namelijk de meening, dat de mensch enkel door het gebruik en de natuurlijke ontwikkeling zijner geestvermogens tot kennis der waarheid komen en aan zijne bestemming beantwoorden kan.
— Op het gebied der kunst is naturalismus het beginsel, dat de verschillende kunsten gegrond zijn op de navolging der natuur, en dat alzoo het ideaal niets anders is dan eene hersenschim.
— Eindelijk geeft men den naam van naturalismus aan de handelwijze van dengene, die zich bij de beoefening van kunsten en wetenschappen enkel aan de leiding van zijn natuurlijken aanleg toevertrouwt, zonder zich om geijkte theorieën te bekreunen.