Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 09-08-2018

Mühler

betekenis & definitie

Mühler (Heinrich von), minister van Eeredienst in Pruissen, werd geboren te Brieg den 4den November 1812, studeerde te Berlijn in de regten, bekleedde verschillende regterlijke betrekkingen en zag zich in 1840 door Eichhorn bij het departement van Eeredienst geplaatst. Sedert dien tijd hield hij zich bezig met het ontwerpen van een nieuw reglement voor de Evangelische Kerk, werd in 1848 als secretaris toegevoegd aan de Algemeene Synode, schreef eene „Geschichte der Evangelischen Kirchenverfassung in der Mark Brandenburg (1836)”, werd in 1842 staatsraad, in 1846 voordragende raad bij het ministérie van Eeredienst en in 1849 lid van het hoogste kerkbestuur. Tevens echter ontstond bij hem door den invloed van zijne eergierige en vroomdweepzieke echtgenoote Adelheid von Goszler eene neiging tot Piëtismus, die al zijne beminnelijke eigenschappen, welke zich in zijne „Gedichte (1842)” openbaren, jammerlijk vernietigde, zonder zijne energie te verhoogen. Toen hij zich alzoo den 18den Maart 1862 in het ministérie Hohenlohe met de portefeuille van Onderwijs en Eeredienst belastte, bleek het, dat hij ongeschikt was voor deze betrekking.

Het ontbrak hem als bekwaam regtsgeleerde niet aan de gave, om met grootsche volzinnen over de pligten van eene door God verordende regéring tegen de aanvallen der oppositie op te treden, maar hij bragt op kerkelijk gebied niets nuttigs tot stand. De evangelisch-theologische leerstoelen werden toegewezen aan nietsbeteekende femelaars, en de R. Katholieken prijs gegeven aan de willekeur der bisschoppen, terwijl het karig bezoldigd onderwijs in handen kwam van de clericalen. Gedurende de 10 jaren van zijn beheer werd geen enkele stap gedaan op den goeden weg, zoodat von Bismarck eindelijk in Januarij 1872 zorgde, dat zijne portefeuille in andere handen kwam. Von Mühler schreef daarna nog: „Grundlinien einer Philosophie der Staatsund Rechtslehre nach evangelischen Principien (1873)”, en overleed te Potsdam den 2den April 1874.

< >