Montmorency is de naam van een adellijk geslacht in Frankrijk en in de Nederlanden. Het ontleent zijn naam aan het gehucht van dien naam nabij Parijs en zijne leden voeren sedert 1327 den titel van „eerste baronnen van Frankrijk”. Van de leden vermelden wij:
Anne de Montmorency, een uitstekend Fransch veldheer, pair, maarschalk en connétable van Frankrijk. Hij werd geboren den 15den Maart 1492 en opgevoed met François I, streed in 1515 bij Marignano en verdedigde in 1521 met Bayard de stad Mézières. In den slag van Bicocca (1522) verkreeg hij den maarschalksstaf en in 1526 werd hij bij Pavia met François I gevangen genomen. Hij kwam vroeger op vrije voeten dan laatstgenoemde, stelde in Frankrijk alles in het werk om den Koning uit de gevangenschap te verlossen en werd door dezen daarvoor beloond met het gouvernement van Languedoc en den titel van „Grand maître de France.” Bij de hernieuwing van den oorlog snelde hij Karel V met 60000 man te gemoet en behaalde bij Susa eene glansrijke overwinning. Met dergelijken voorspoed voerde hij bevel in Picardië en in Piémont en werd in 1539 tot connétable verheven. Doordien hij zich zeer aansloot aan den Kroonprins, wekte hij het wantrouwen des Konings, zoodat hij het Hof moest verlaten tot aan de troonsbeklimming van Hendrik II. Deze riep hem aanstonds terug en herstelde hem in zijne vroegere waardigheden.
Bij eene poging om St. Quentin, hetwelk door de Spanjaarden belegerd was, te ontzetten, verloor hij den slag, viel in de handen der vijanden en bevorderde, om zijne bevrijding te bespoedigen, den onvoordeeligen Vrede van Château-Cambresis, waardoor hij het vertrouwen verloor van François II. Daarentegen genoot hij vervolgens de gunst van Karel IX. Na het beruchte driemanschap, door hem gesloten met den hertog de Guise en den maarschalk Saint André, streed hij tegen den prins de Condé in den slag van Dreux (1562) en werd gevangen genomen. Intusschen was hij in 1563 reeds weder op vrije voeten, verdreef de Engelschen uit Hâvre, versloeg de Condé in 1567 bij St. Denis en overleed te Parijs aan de aldaar bekomene wonden op den 11den November van laatstgenoemd jaar.
Floris van Montmorency, baron van Montigny, een broeder van Philips van Montmorency, graaf van Hoorn (zie aldaar). Hij werd geboren in 1528, zag zich kort na de troonsbeklimming van Philips II benoemd tot stadhouder van Doornik en vertrok in 1561 op last der Landvoogdes naar Spanje, om den Koning van den toestand des lands te onderrigten. Hoewel hij niet behoorde tot het Verbond der Edelen, was hij een tegenstander van de Inquisitie en van de bloedplakkaten. Voorts was hij een vijand van Granvelle.
Nadat hij met ijdele beloften was teruggekeerd, beschouwde men hem en Glimes, markgraaf van Bergen, als de meest geschikte personen om den Koning tot gematigder gevoelens te bewegen. Met weerzin aanvaardde hij op nieuw den togt naar Spanje, werd er door schoone toezeggingen om den tuin geleid en vroeg meermalen, doch vruchteloos, verlof om naar Nederland terug te reizen. Zoodra het berigt der gevangenneming van Egmond en Hoorn te Madrid was aangekomen, werd ook Montigny in het kasteel Segovia in den kerker geworpen. Vervolgens vervoerde men hem naar het slot van Simancas, en aldaar ontving hij de tijding, dat hij zich op den dood moest voorbereiden. In den nacht van 15 October 1570 traden de beul, een monnik en een notaris in de gevangenis, en nadat hij gebiecht had, sloeg, de beul een koord om zijn hals en verworgde hem, waarna de Koning het gerucht deed verspreiden, dat hij van verdriet gestorven was. Hij was versierd met de Orde van het Gulden Vlies.
Henri II, hertog de Montmorency, geboren te Chantilly den 30sten April 1595. Reeds op 17-jarigen leeftijd werd hij door Lodewijk XIII tot admiraal benoemd, behaalde eene overwinning in Languedoc, ontrukte in 1625 aan de verdedigers van La Rochelle de eilanden Ré en Oléron, streed voorspoedig in Piémont en nam in 1630 generaal Doria gevangen. Hierdoor verkreeg hij den maarschalksstaf, maar schaarde zich vervolgens aan de zijde van hertog Gaston van Orleans en voerde ten zijnen behoeve de wapens in Languedoc. Richelieu beschuldigde hem toen van majesteitsschennis, en de maarschalk Schomberg leverde den 1sten September 1632 den oproerlingen een slag, waarin Montmorency gewond en gevangen genomen werd. Het Parlement te Toulouse sprak het doodvonnis over hem uit, hetwelk den 30sten October van laatstgenoemd jaar aldaar voltrokken werd.
Mathieu Jean Félicité de LavalMontmorency, Fransch minister en pair gedurende de Restauratie. Hij was geboren te Parijs den 10den Julij 1766, streed in den Noord-Amerikaanschen vrijheidsoorlog en werd bevorderd tot generaal. Bij het uitbarsten der Revolutie vertegenwoordigde hij als afgevaardigde van den adel in de Constituante de denkbeelden van den vooruitgang, en toen de buitenlandsche Mogendheden Frankrijk bedreigden, diende hij onder maarschalk Luckner. De gebeurtenissen van 1793 noodzaakten hem om de vlugt te nemen naar Zwitserland. Na den val van het Schrikbewind keerde hij naar Frankrijk terug en trad op als een voorstander der Restauratie. In 1814 werd hij adjudant van den graaf van Artois, vergezelde in 1815 de hertogin van Angoulême naar Bordeaux en Londen en begaf zich naar Lodewijk XVIII te Gent.
Weldra werd hij pair, in 1821 minister van Buitenlandsche Zaken en kort daarop voorzitter van het Kabinet. Als gezant woonde hij in 1822 het Congrès te Verona bij en drong in 1823 aan op de tusschenkomst in Spanje. Wegens onaangenaamheden met Villéle legde hij echter in dat jaar de portefeuille neder. Als een voorstander der Jezuïeten genoot hij de gunst van Karel X, die hem tot opvoeder benoemde van den jeugdigen hertog van Bordeaux. In 1825 werd hij lid van de Académie, en overleed den 24sten Maart 1826.