Mensjikof. Onder dezen naam vermelden wij: .... .
Alexander Danilowitsj, prins van Mensjikof, een Russisch minister en staatsman, geboren den 17den (27sten) November 1672 b|j Moskou. Hij was de zoon van behoeftige ouders, trok als bakkersjongen de opmerkzaamheid van Peter de Groote tot zich en werd de begunstigde page van den Czaar. Toen h|j voorts eene zamenzwering tegen zijn Keizer ontdekte, klom hij nog meer in de gunst. Als sergeant bij een regiment der garde nam hij deel aan den veldtogt tegen Azow en vergezelde den Czaar op eene reis naar Holland en Engeland. Generaal Lefort onderwees hem in de krijgskunde en in de diplomatie, en hij verving dezen na diens overlijden (1699) als opvoeder van Alexis, de zoon van Peter. Ook onderscheidde hij zich in den oorlog, inzonderheid in 1702 voor Sleutelberg, en hij zag zich tot kommandant dier vesting benoemd. Bij de verovering van Mariënberg in laatstgenoemd, jaar kwam hij in het bezit van het meisje, dat later als keizerin Catharina I hem, als de bevorderaar harer grootheid, met weldaden overlaadde. Keizer Leopóld verhief hem in 1702 tot graaf en in 1706 tot Duitsch rijksvorst, en Peter schonk hem, nadat h|j de Zweden b|j Kalisch geslagen had, den titel van Russisch prins en van hertog van Ingermanland.
Na den slag bij Poeltawa (1709) noodzaakte hij het grootste gedeelte van de Zweedsche armee onder Löwenhampt tot eene capitulatie en ontving op het slagveld den rang van veldmaarschalk. In 1710 veroverde hij Riga, viel in Pommeren en Holstein en bemagtigde in 1713 Stettin. In 1714, 1719 en 1723 werd h|j van omkooperij en verduistering van gelden beschuldigd, doch door tusschenkomst van Catharina behield hij de gunst van den Czaar. Toen in 1735, na den dood van Peter, de gemalin van dezen den troon beklom, bereikte de magt van Mensjikof haar toppunt. Bij haar overlijden (1737) bestemde zij hem tot rijksbestuurder en voogd van Peter II.
Laatstgenoemde echter werd door Mensjikof in hechtenis gehouden, om hem in het huwelijk te verbinden met zijne dochter. Deze eerzuchtige plannen wekten evenwel den nijd der vijanden van Mensjikof, en daar Peter naar vrijheid verlangde, werd Mensjikof plotselijk beschuldigd van hoogverraad, van deelneming aan het ter dood brengen van prins Alexis, van het voornemen om zich van de kroon meester te maken, van omkooping enz., en met zijn huisgezin naar Siberië verbannen, terwijl zijn onmetelijk vermogen werd verbeurd verklaard ten voordeele der kroon. Hij overleed den 22sten October (2den November) 1729. Zijne beide overgeblevene kinderen werden door keizerin Anna uit de ballingschap teruggeroepen en de vaderlijke goederen aan den zoon teruggegeven.
Alexander Sergejewitsj, prins van Mensjikof, desgelijks een Russisch staatsman en generaal, geboren in 1789. H|j was een achterkleinzoon van den voorgaande, trad in 1805 in dienst, maar wijdde zich weldra aan de diplomatie en werd attaché bij het Russisch gezantschap te Weenen. In den veldtogt van 1812—1815 bekleedde hij de betrekking van vleugel-adjudant van keizer Alexander I, klom op tot den rang van generaal, maar nam in 1823 met Kapodistrias, Stroganow en anderen zijn ontslag, omdat Rusland de Grieken niet wilde bijstaan. Nadat keizer Nicolaas in 1825 den troon beklommen had, vertrok hij naar Perzië, om bij den Sjach een verbond met Rusland tegen Turkije tot stand te brengen. Dit plan leed echter schipbreuk op de ruwheid van Mensjikof en den hoogmoed van den Perzischen Vorst. Aan den Russisch-Perzischen oorlog nam Mensjikof toen deel in den generalen staf, en in den Turkschen veldtogt van 1828 ontving hij het kommando over de expeditie naar Anapa, welke vesting hij weldra veroverde. Daarna zag hij zich belast met de belegering van Varna, doch werd er bij een uitval der bezetting zwaar gewond.
Na zijne herstelling trad hij als vice-admiraal en chef van den generalen staf der Marine aan het hoofd der Russische zeemagt, wier bloei hij ongemeen bevorderde. In 1830 werd hij gouverneur-generaal van Finland, in 1834 admiraal en in 1836 minister van Marine, doch aanvaardde later weder de betrekking van gouverneur-generaal van Finland, terwijl hij zich tevens bezig hield met de uitbreiding der Oostzeevloot en met de versterking der Russische vestingen in de Golf van Finland. In Maart 1853 zond keizer Nicolaas hem als buitengewoon gezant naar Constantinopel, en deze gaf er door verwaarloozing van alle vormen der etiquette aanleiding tot den onwil der Porte. Den 22sten Mei verliet hij deze stad en nam dadelijk het bevel op zich over de vloot in de Zwarte Zee en over de troepen te lande, streed in September 1854 tegen de Verbondene Mogendheden aan de Alma en den 5den November daaraanvolgende bij Inkjerman en bestuurde de verdediging van Sebastópol. In Februarij echter werd hij zoo ernstig ongesteld, dat hij in het begin van Maart het bevelhebberschap moest neêrleggen. Den 20sten December 1855 zag hij zich benoemd tot gouverneur van Kroonstad, doch behield deze betrekking slechts weinige maanden, waarna hij zitting nam in den Rijksraad en den 2den Mei 1869 overleed.