Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 09-08-2018

Marum (Martinus van)

betekenis & definitie

Een verdienstelijk Nederlandsch natuurkundige, geboren te Delft in 1750, studeerde te Groningen en promoveerde aldaar in de geneeskunde op eene dissertatie : „Over de bewegingen der vloeistoffen in de planten”. In 1776 vestigde hij zich als geneesheer te Haarlem en werd er weldra lector in de natuurkunde. Zijn antwoord op eene prijsvraag: „Over de gephlogisteerde en gedephlogisteerde luchten” werd in 1788 door Teyler’s Genootschap bekroond. In 1784 werd hij directeur van het muséum van gemeld genootschap, alsmede bibliothecaris, en deed als zoodanig eene groote, sterk werkende electriseermachine vervaardigen, die de opmerkzaamheid van alle natuurkundigen in Europa tot zich trok.

Voorts werd hij in 1795 secretaris der Hollandsche Maatschappij van Wetenschappen te Haarlem, behoorde tot de eerste leden van het Koninklijk Nederlandsch Instituut, werd in 1815 benoemd tot lid der Commissie tot het ontwerpen der wetten voor het hooger onderwijs en versierd met de Orde van den Nederlandschen Leeuw, was tevens lid van het Provinciaal Utrechtsch Genootschap, en overleed den 26sten December 1837. Van zijne geschriften vermelden wij: „Verhandeling over het electriséren (1777)”, — „Proefneming met Teyler’s electriseermachine(1790)”, — en „Beschrijving van chemische werktuigen, behoorende aan Teyler’s stichting (1798)”.

< >