Mangliet (Rizophora Mangle) is de naam van een boom, die 7 tot 12 Ned. el hoog wordt en op de moerassige kusten der keerkringslanden, vooral op die van Suriname, groeit.
Zijne wortels verheffen zich in boogvormige krommingen als eene kroon boven het water en uit haar midden verrijst de stam met eene bladerrijke kruin. De omgekeerd eironde of langwerpig-elliptische bladeren zijn lederachtig en aan den voet versmald. Uit de oksels der jongere bladeren ontwikkelen zich de gemeenschappelijke bloemstelen, die aan den top in 2 of 3 éénbloemige bloemsteeltjes verdeeld zijn. De bloemen zijn geelachtig van kleur, de kelkslippen langwerpiglancetvormig, toegespitst, eerst opgerigt en later omgeslagen, de bloembladen ten getale van 4 op een vleezigen ring ingeplant, lancetvormig en met de kelkslippen afwisselend geplaatst; van de 8 tot de 12 meeldraden zijn de helmdraden kort en de helmknoppen groot, langwerpig en tweehokkig, het vruchtbeginsel is half onderstandig en 2-hokkig; en de kegel- of eivormige, nederhangende, lederachtige besvrucht is eenzadig en ontkiemt tot eene knodsvormige loot ter lengte van 4 Ned. palm. Ten onregte heeft men wel eens beweerd, dat deze boom een landvormend vermogen bezit.
De mangliet behoort tot de familie der Rhizophoreae. De schors van dezen boom is bruingeel en zamentrekkend van smaak. Wij geven hierbij de afbeelding van een tak met eene jeugdige vrucht (a), alsmede van een bloeijenden tak (b), beide op 1/4de der natuurlijke grootte, — voorts van eene uitgerolde bloem met kelk en meeldraden (c) en daaronder het vruchtbeginsel in natuurlijke grootte, van een meeldraad van voren (d) en van achteren (e) op 3-voudige grootte, van eene vrucht (f) en van eene geopende vrucht (g) in natuurlijke grootte.