Mamiani (Terenzio della Rovere, graaf), een Italiaansch dichter, wijsgeer en staatsman, geboren in 1800 te Pesaro, wijdde zich reeds vroeg aan de studie der letteren en bemoeide zich tevens met de aangelegenheden des lands. Betrokken in de beroeringen van 1831 in den Kerkelijken Staat als lid van het Voorloopig Bewind van Bologna, vlugtte hij naar Parijs, waar hij, afkeerig van de overdrijving van Mazzini, zocht mede te werken tot de wedergeboorte van Italië. In dien tijd vervaardigde hij het meerendeel zijner geschriften, zooals: „Rinnovamento della filosofia antica italiana (2de druk 1835)”, — „Dell’ ontologia e del metodo (1841)”, — „Dialoghi di scienza prima (1846)” enz. Van de amnestie van Pius IX van 15 July 1846 maakte hij geen gebruik, maar begaf zich op uitnoodiging van Karel Albert naar Turijn.
Eerst in het begin van 1848 ging hij naar Rome en werd er de leider der gematigde partij. Na het verleenen der Constitutie van 3 Mei zag hij zich benoemd tot minister van Binnenlandsche Zaken en hij spande al zijne krachten in, om de grondwet tegen de eischen der uiterste partijen te handhaven. De moeijelijkheden werden echter onoverkomelijk, en het ministérie trad af tegen het einde van Julij.
Mamiani ging nu weder naar Turijn, waar hij met Gioberti en anderen een genootschap vormde, met het doel om een Italiaanschen bondstaat te stichten. Weldra keerde hij naar Rome terug in de hoop, dat hij den twist tusschen den Paus en zijne liberale onderdanen uit den weg zou kunnen ruimen en belastte zich, na het vermoorden van Rossi (15 November 1848) en in weerwil van ’s Pausen vlugt naar Gaëta (24 November), in het democratisch kabinet Galetti met de portefeuille van Buitenlandsche Zaken. Ook behoorde hij tot de afgevaardigden naar de Romeinsche Constituante totdat de Republiek afgekondigd werd. Na het herstel van het pauselijk gezag moest ook Mamiani, in weerwil van zijne bemoeijingen ten gunste van den Paus, zich onttrekken aan de vervolgingen der reactie. Hij vertrok naar Genua en stichtte aldaar eene académie voor wijsbegeerte. In 1856 schonk Victor Emmanuël hem het burgerregt in Sardinië, en kort daarna koos Genua hem tot vertegenwoordiger.
In het Sardinisch Parlement verdedigde hij de staatkunde van graaf Cavour, zelfs de zoozeer gelaakte deelneming aan den Krim-oorlog. In 1859, kort vóór het uitbarsten van den Krimoorlog , schreef hij het boek: „D’un nuovo diritto Europeo”, waarin hij de moderne beginselen der volkssouvereiniteit, der nationaliteit en der non-interventie ontwikkelde en verdedigde, gelijk hij die reeds sedert eenige jaren als hoogleeraar in de wijsgeerige geschiedbeschouwing te Turijn verkondigd had. Toen graaf Cavour in den aanvang van 1860 een nieuw kabinet vormde, werd hij minister van Openbaar Onderwijs, maar bleef niet lang genoeg aan het bewind om belangrijke hervormingen tot stand te brengen. Van 1865 tot 1867 was hij Italiaansch gezant bij het Zwitsersche Bondgenootschap en keerde toen naar Italië terug, waar hij thans de betrekking bekleedt van vice-presidente van den Senaat. Van zijne geschriften vermelden wij nog: „Scritti politici” en „Confessioni d’un metafisico”.