Malpighi (Marcello), een uitstekend Italiaansch ontleedkundige, geboren in 1628 te Crevalcuore op het gebied van Bologna, studeerde in deze stad in de medicijnen en werd er hoogleeraar in de artsenijmengkunde. In 1657 vertrok hij in die betrekking naar Pisa, doch keerde na verloop van 3 jaren naar Bologna terug. Daarna werd hij in 1662 hoogleeraar in de geneeskunde te Messina, maar geraakte spoedig in oneenigheid met de Galenisten en Arabieren, zoodat hij wederom naar Bologna vertrok. Eindelijk riep paus Innocentius XII hem in 1691 naar Rome en benoemde hem tot lijfarts en kamerheer.
Hij overleed aldaar den 29sten November 1694. Malpighi was de eerste, die zich van den microscoop bediende, om den omloop van het bloed te onderzoeken. Zijne waarnemingen daaromtrent deelde hij mede in 2 brieven aan Borelli onder den titel: „De pulmonibus”. Zijne verhandelingen over de hersenen, de tong, het netvlies, het gevoelsorgaan, den bouw der ingewanden, de zenuwen, de milt, den uterus enz., alsmede over den zijdeworm, de ontwikkeling der jongen in het ei, de klieren en de ontleedkunde der planten bevatten belangrijke opmerkingen. Zijne „Opera” werden in 1686 te Londen en in 1687 te Leiden, en zijne „Opera posthuma” in 1697 gedrukt. Naar hem is het Malpighiaansche slijm genoemd, hetwelk aan de Negerhuid eene zwarte kleur geeft.
