Het geslacht Swietenia L. behoort tot de familie der Cedrelaceën en omvat boomen met parig-gevinde bladeren met gestoelde, tegenoverstaande blaadjes. De bloemen zijn in aren in de bladoksels geplaatst. De afvallige kelk is 5-slippig en de 5 bloembladen zijn eivormig en stomp aan de punt. De zaamgegroeide meeldraden vormen eene buis, die zooveel tanden heeft als het aantal helmknoppen bedraagt.
Het langwerpige vruchtbeginsel gaat allengs over in een stamper met een schildvormigen stempel. De houtige, eivormige zaaddoos springt met 5 kleppen open en de talrijke zaden zijn gevleugeld. S. Mahagoni L. is de gewone mahagonie- of mahoniehoutboom. Hij bereikt eene hoogte van 30 Ned. el. De stam wordt zeer dik en heeft eene kastanjebruine , ruwe schors. Zijne kroon is zeer breed, en de bladeren zijn naar gelang hunner plaats zeer verschillend van grootte. Men meldt, dat zij zelfs 3 Ned. palm lang worden.
Zij dragen 3 tot 5 paar gesteelde, langwerpige, spitse, gaafrandige, lederachtige blaadjes, welke van boven donker groen zijn. De bloemen staan in de oksels der bladeren en zijn geelachtig wit. De bruine zaaddoos wordt zoo groot als eene groote peer. Deze boom behoort te huis in West-Indië en op de landengte van Panama; zijn fraai en zwaar hout wordt allengs donkerder van kleur, en men gebruikt het algemeen tot het vervaardigen van meubels. De bast heeft een koortsverdrijvend vermogen en wordt daartoe op de Antillen gebruikt. Wij geven hierbij eene afbeelding van S. Mahagoni, namelijk in a van een tak op der natuurlijke grootte, in b van eene bloem op vijfvoudige grootte, in c van eene geopende buis van zaamgegroeide meeldraden, in d van een stamper, in e van een vruchtbeginsel, alles op 10-voudige grootte, en in f van eene vrucht en in g van eene doorgesnedene vrucht op ⅕ der natuurlijke grootte.