Swietenia L. (mahagoni- of mahonieboom) is de naam van een plantengeslacht uit de familie der Cedreleën. Het omvat groote boomen, die in Oost- en West-Indië en Senegambië groeijen, met even gevinde bladeren, aarvormige, in de bladoksels geplaatste bloemtrossen en openspringende, vijfhokkige zaaddoozen met gevleugelde zaden. Van belang is de gewone mahonieboom (S. mahagoni L.), een boom ter hoogte van 25—30 Ned. el, met eene uitgespreide, digt bebladerde kroon, 3tot 5-parig gevinde bladeren, ovaal-Iancetvormige, gespitste, lederachtige blaadjes, kleine, bleekgele bloemen en bruine zaaddoozen ter grootte eener vuist. Deze boom, in West-Indië en op de landengte van Panama groeijende, levert het bekende harde, glanzige, gewolkte meubelhout.
Fraaije soorten komen van Haïti en Cuba, — zware soorten van Campêehe en Honduras. Daar het mahoniehout niet door de wormen wordt aangetast, is het bijzonder geschikt voor den scheepsbouw en voor vaste deelen van machines. Reeds tegen het einde der 16de eeuw werd het uit Trinidad naar Europa gebragt, doch behoorde eerst eene eeuw later tot de handelsartikelen. De bittere, zamentrekkende bast wordt op Jamaica gebruikt tegen tusschenpoozende koorts en ook wel tot vervalsching van kinabast. Ook andere houtsoorten, uit Afrika en Australië afkomstig, worden, hoewel niet zelden ten onregte, met den naam van mahoniehout bestempeld.
