Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 08-08-2018

Lesghiërs

betekenis & definitie

Lesghiërs, door de Georgiërs, Armeniërs en Osseten Leki geheeten, is de naam van een Caucasisch volk, dat, in vele stammen verdeeld, het grootste gedeelte van het landschap Daghestan bewoont. Men houdt hen voor de oorspronkelijke bewoners van hunne onvruchtbare bergstreek, waar steile rotsgevaarten afwisselen met diepe kloven. In de dagen der oudheid waren zij reeds bekend onder den naam van Lechae.

Daar zij dikwijls blootgesteld waren aan de ellenden van den oorlog, hebben zij zich vereenigd in groote dorpen (aoelen), die vaak duizende inwoners tellen. Die dorpen zijn doorgaans gebouwd op schier ontoegankelijke plaatsen, zoodat zij tevens tot vestingen kunnen dienen. De Lesghiërs vormen een krachtig, oorlogzuchtig en dapper volk, hetwelk meermalen het juk der vreemde heerschappij afschudde. Steeds echter bleef het ongeschikt om den onderlingen vrede en de eensgezindheid te bewaren.

In onzen tijd slaagde Sjamyl (zie aldaar) er in, alle Lesghische stammen der bergstreek van Daghestan te vereenigen en hierop zijne magt te vestigen. Sedert zijn val hebben de Russen, die zich reeds te voren in sommige deelen des lands genesteld hadden, alle Lesghische stammen aan hun gezag onderworpen en geheel Daghestan onder de hoede van een krijgsbestuur gesteld.

Men schat het aantal Lesghiërs op 400000. Het Christendom is er meermalen ingevoerd, doch er zijn slechts weinige sporen van overgebleven. De heerschende godsdienst is er het Moeridismus of de Islam in den door Sjamyl voorgeschreven vorm. De Lesghiërs zijn gedeeltelijk aan vorsten onderworpen en hebben zich gedeeltelijk vereenigd tot vrije gemeenten. De talen der onderscheidene Lesghische stammen, schoon uit dezelfde bron gevloeid, wijken aanmerkelijk van elkander af.

< >