Lerminier (Jean Louis Eugène), een Fransch schrijver, geboren te Parijs den 29sten Maart 1803, studeerde aldaar en te Straatsburg, voorts te Heidelberg en te Berlijn, vestigde zich in 1827 als advocaat in zijne geboortestad en schreef in verschillende tijdschriften.
Voorts leverde hij eene: „Introduction générale a l’histoire du droit (1829)”, was achtervolgens een aanhanger van het St. Simonismus, Fouriérismus en Neochristianismus, verkreeg in 1831 een hoogleeraarsambt aan het Collège de France en schreef zijne: „Philosophie du droit (1831, 2 dln; 3de druk 1853)”.
Plotselijk liep hij van de doctrinairen tot hunne tegenstanders over en geeselde eerstgenoemden in de „Revue des deux Mondes”, in den „National” en in „Le Monde”.
In zijne: „Lettres philosophiques à un Berlinois (1833)” onderwierp hij alle wijsgeerige rigtingen in Frankrijk aan eene scherpe critiek, en schreef voorts: „De l’influence de la philosophie du XVIIIième siècle sur la législation et la socialité (1833)”. Zijne beide werken: „Au de la du Rhin (1835, 2 dln)” en „Etude d’histoire et de philosophie (1836, 2 dln)” bevatten opstellen van verschillenden aard over letterkunde, staatkunde, godsdienst, volkshuishoudkunde enz.
In 1839 haalde Molé hem over om de betrekking van rekwestmeester bij den staatsraad te aanvaarden, waarna hij zich in de armen wierp van het behoud. In 1849 zag hij zich genoodzaakt, het hoogleeraarsambt neder te leggen. Hij schreef nog: „Histoire des législateurs et des constitutions de la Grèce antique (1852, 2 dln)”, en overleed den 25sten Augustus 1857.