Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 08-08-2018

Lenz

betekenis & definitie

Onder dezen naam vermelden wij:

Jacob Michaël Reinhold Lenz, een Duitsch dichter en een vriend van Göthe. Hij werd geboren te Seszwegen in Lijfland den 12den Januarij 1750, studeerde te Königsberg en zond hier in 1769 het vers: „Die Landplagen” in het licht. In 1771 bezocht hij Straatsburg als gouverneur van twee edellieden uit Koerland en kwam er in vriendschappelijke betrekking met Göthe, Salzmann en andere letterkundigen. Na het vertrek van Göthe deed hij moeite om door eene hartstogtelijke hulde zijn vriend uit het hart van Friederike (Brion) te Sesenheim te verdringen.

In 1774 legde hij: „Lustspiele nach dem Plautus für’s Deutsche Theater”, benevens de blijspelen : „Der Hofmeister” en „Der neue Menoza” ter perse. Van Maart tot November 1776 toefde hij te Weimar, waar men wegens zijne kluchtige uitvallen aanvankelijk zeer op zijn gezelschap gesteld was. Na zijn terugkeer in den Elzas leidde hij aldaar en in Zwitserland een zwervend leven, en verviel in 1777 tot eene krankzinnigheid, welke gedurende zijn verblijf bij Schlosser, den zwager van Göthe, te Emmendingen en bij den prediker Oberlin te Waldbach aanmerkelijk toenam. In 1779 haalde zijn broeder hem terug naar zijne geboortestreek, doch weldra vertrok hij naar Riga, vervolgens naar Petersburg en eindelijk naar Moskou, waar hij den 24sten Mei 1792 in de grootste armoede overleed.

Zijne gezamenlijke werken zijn in 1828 in 3 deelen door Tieck uitgegeven.

Harald Otmar Lenz, een verdienstelijk natuurkundige. Hij werd geboren te Schnepfenthal in 1799, bezocht aldaar het opvoedingsgesticht van zijn grootvader Salzmann en het gymnasium te Weimar, studeerde te Göttingen in de letteren en natuurkunde, vertrok in 1820 naar Berlijn en werd achtervolgens leeraar te Thorn, Mariënwerder en Schnepfenthal, alwaar hij den 13den Januarij 1870 overleed.

Van zijne geschriften vermelden wij: „Naturgeschichte der Säugethiere (1831)”, — „Die nützlichen und schädlichen Schwämme (1831; 2de druk 1840)”, — „Schlangenkunde (1832)”, — eene uitstekende: „Gemeinnützliche Naturgeschichte (1834-1839, 4 dln; 3de druk 1851-1855, 5 dln)”, — „Technologie für die Schule (1850)”, — en „Zoologie der Griechen und Römer (1856)”.

Heinrich Friedrich Emil Lenz, een verdienstelijk natuurkundige. hij werd geboren te Dorpat den 12den (24sten) Februarij 1804, studeerde er eerst in de godgeleerdheid, daarna in de natuurkunde, vergezelde Otto von Kotzebue in 1823-1826 op eene reis om de wereld en werd in 1828 tot adjunct en in 1834 tot lid benoemd van de Académie van Wetenschappen te Petersburg. Daarenboven bekleedde hij de betrekking van hoogleeraar aan de universiteit en werd leermeester der toenmalige Grootvorsten en Grootvorstinnen.

Hij heeft zich bekend gemaakt door een groot aantal verhandelingen, die in de „Mémoires” en „Bulletins” van de Académie te Petersburg zijn opgenomen, alsmede door een: „Handboek der natuurkunde” waarvan in 1864 te Petersburg eene 6de uitgave verscheen. Hij werd er eindelijk rector der universiteit en geheimraad en overleed op eene ontspanningsreis te Rome den 10den Februarij 1865.

Robert Lenz, een ijverig beoefenaar der Oostersche letterkunde en een broeder van den voorgaande. Hij werd geboren te Dorpat den 23sten Januarij (4den Februarij) 1808, studeerde aldaar in de godgeleerdheid en legde vervolgens te Berlijn zich toe op het Sanskriet. Weldra leverde hij eene uitgave van het drama: „Urvasi (1833)” van Kalidasa, gevolgd door een „Apparatus criticus (1834)”. Tot verzameling van bouwstoffen voor dat werk had hij verscheidene maanden te Londen vertoefd. Vervolgens begaf hij zich naar Petersburg en werd adjunct der Académie, maar overleed reeds den 30sten Junij 1834.

< >