Leges, legesgelden of kanselarijgelden zijn gelden, die door de ambtenaren van bureaux, griffiën, en secretarieën getrokken worden uit de beurs van de particulieren, die genoodzaakt zijn geweest van de dienst van die ambtenaren gebruik te maken. Het zijn heffingen van Staatswege, die een deel van het tractement der ambtenaren vormen, soms tot vergoeding van eene regtstreeksche dienst den ingezeten door eene instelling van den Staat bewezen, meestal als eene soort van belasting in eigenlijken zin, waardoor, zeer ten onregte,een deel van het onderhoud der Staatsinstelling wordt gelegd op de schouders van hen, die toevallig met die instelling het meest in aanraking komen. Het is niet goed, dat de bezoldiging van ambtenaren gedeeltelijk bestaat uit die leges, of emolumenten. Het vernedert het karakter van den ambtenaar, dat hij door den particulier, met wien hij toevallig in aanraking komt, betaald wordt; het verleidt hem ligt tot noodeloozen dienstijver, zoo niet erger, tot afpersing; zijne pligtvervulling wordt te veel afhankelijk gesteld van een verkeerd geplaatst eigenbelang, en het is onregtvaardig, dat de particulier de kosten betaalt van formaliteiten, die vaak niet in ’t belang van hem, maar in dat van ’t algemeen zijn voorgeschreven.
Waar het algemeen belang zekere vormen of maatregelen aan de ingezetenen oplegt, daar moet het algemeen — de Staat — de kosten daarvan ook dragen. Juist is het beginsel van art. 104 der gemeentewet: „Leges ter secetarie geheven worden aan de gemeentekas verantwoord.” — De griffieregten (zie aldaar) zijn afgeschaft; de emolumenten voor de kantonregters en hunne greffiers zullen volgen (zie art. 41 der aangenomen maar niet ingevoerde wet van 31 Mei 1861. Stbl. N°. 49.) Eene belangrijke opruiming van leges en emolumenten was het gevolg van de graanwet van 1835 (zie Graanwetten). Onbillijk en den Staat onwaardig is de heffing van leges vooral, waar zij strekken tot vergoeding van kosten van toezigt op de heffing van belasting. Loffelijk is het voorschrift van art 269 der gemeentewet: „Niemand wordt tot eenige betaling verpligt wegens de formaliteiten door hem ter verzekering van de inning der plaatselijke belasting te vervullen.” De heffing van leges ten behoeve van de ambtenaren aan de ministériéle en provinciale bureaux geschiedt krachtens Koninklijke Besluiten, zoomede de verdeeling van de gelden onder het personeel. Zij zijn dikwijls zeer fiscaal, vexatoir en stuitend; zoo wordt er vaak betaling van hem gevraagd, die op een verzoekschrift eene gunstige beschikking verkrijgt, schoon deze niets anders inhoudt dan wettig herstel van wezenlijke grieven of zelfs bevel tot terugbetaling van door ambtenaren onwettig geheven belasting. Voor afwijzende beschikkingen worden geene leges geheven.