Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 08-08-2018

Lavater

betekenis & definitie

Lavater (Johann Kasper), een van de merkwaardigste mannen der 18de eeuw, werd geboren te Zürich den 16den November 1741. Reeds in zijne jeugd onderscheidde hij zich door ingetogenheid en dweepzieke vroomheid, en als bestemd voor den geestelijken stand begon hij zich reeds vroeg rekenschap te geven van alles wat hij dacht en ondervond. Hij gaf een schitterend bewijs van moed, toen hij met Seimrich Füszli den landvoogd Grebel in 1762 wegens zijne veelvuldige onderdrukkingen en ongeregtigheden bij de regéring aanklaagde. Met Füszli toog hij in 1763 over Leipzig naar Berlijn en vervolgens naar den hooggeachten proost Spalding te Barth in Zweedsch Pommeren.

Na zijn terugkeer in zijne geboortestad in 1764 maakte hij zich eerst bekend door zijne uitmuntende: „Schweizerlieder (1767)”, maar daarop volgden zijne dweepzieke: „Aussichten in die Ewigkeit (1768—1773, 3 dln; 3de druk 1777—1778, 4 dln)”. Hij werd in 1769 diaconus en in 1775 predikant in de weeshuiskerk te Zürich, in 1778 diaconus in de St. Pieterskerk en, nadat hij een beroep naar Bremen had van de hand gewezen, in 1786 predikant in laatstgenoemde kerk. Zijne vroeg-geoefende gave van opmerking en zijne uitgebreide menschenkennis hadden hem in staat gesteld om het karakter der personen, waarmede hij in aanraking kwam, zeer spoedig te doorgronden, en daar hij steeds zijne voorstelling in overeenstemming vond met de gelaatstrekken der waargenomen personen, kwam hij tot het besluit, dat het uitwendig voorkomen en de inwendige gemoedsaard der menschen met elkander in het naauwste verband staan. Naar zijne meening kan men de gelaatstrekken beschouwen als onbedriegelijke kenteekenen van het karakter, en langs dezen weg werd hij de grondlegger der gelaatkunde. In 1769 verschenen zijn: „Physiognomische Fragmente zur Beförderung der Menschenkenntnisz und Menschenliebe (1775—4778, en later)”, die hem een grooten naam bezorgden. Het publiek was zoowel bekoord door de talrijke afbeeldingen van merkwaardige mannen, door bekwame kunstenaars gegraveerd, als door den dichterlijk-gezwollen stijl, waarin Lavater de verborgenheden der gelaatkunde ontvouwde. Daardoor ontstond echter een letterkundige strijd, waarbij vooral Lichtenberg in zijn geestig opstel: „Ueber Physiognomik wieder die Physiognomen” een beslissenden aanval deed, en Johann Georg Zimmermann, de grootste bewonderaar van Lavater, verpletterd werd, terwijl de onbevooroordeelde lezers tot de overtuiging kwamen, dat de grondslag der gelaatkunde alleen in de verbeelding van Lavater gelegen was.

Geestig ook werden de ervaringen van Lavater door Musdus in zijne „Physiognomische Reisen” over den hekel gehaald. Het schijnt ook, dat Lavater het gering wetenschappelijk gehalte der gelaatkunde later heeft ingezien, zoodat hij ze meer als eene aardigheid behandelde. Onwrikbaar was daarentegen zijne meening over het Christendom, ■— eene meening, die nieuwere denkbeelden met de hardnekkigste orthodoxie en wijsgeerig onderzoek met bijgeloof vermengde. Zijne neiging tot het geheimzinnige vervoerde hem meermalen tot de verwachting van wonderen en geheimzinnige openbaringen. Wegens zijn omgang met R. Katholieken beschuldigde men hem van geheime ingenomenheid met de R. Katholieke Kerk, en velen hielden hem voor een verkapten overste der Jezuïeten. Daarentegen werd hij in zijn huisgezin en in zijne gemeente hoog geacht, en door middel van briefwisseling over gewetenszaken werd hij de geestelijke raadsman van vele vromen in alle oorden van Duitschland. Zijne reizen waren triomftogten, en voorzeker heeft geen Protestantsch geestelijke der 18de eeuw meer hulde genoten, dan men Lavater bewees gedurende een uitstap naar Breinen. Dit alles streelde zijne ijdelheid en vervoerde hem tot eene kleingeestige bezorgdheid voor zijn roem, welke bij de uitgave van zijn dagboek der reis, die hij in 1793 op uitnoodiging van den minister Bernstorf ondernomen had naar Kopenhagen, door de: „Reise nach Fritzlar” van Knigge en door het „Freudenlied der Jiinger Lavater’s” van TJmmius bedreigd werd.

In het algemeen vonden de geschriften van Lamter in die latere dagen minder grooten bijval, en zijne wijdloopige mededeelingen boezemden minder belangstelling in, toen een veel grooter belang alle gemoederen bezig hield. Ook Lamter gevoelde zich bij den aanvang der Fransche Revolutie van republikeinsche vreugde doortinteld, doch deze maakte na den koningsmoord plaats voor heiligen afkeer. Daarbij dong hij naar den rang van hoofdleider der volksbeweging. Steeds sprak hij van orde en regt en verzette zich in krachtige taal, tegen vreemde geweldenaars, weshalve hij eindelijk, verdacht van verraderlijke verstandhouding met Rusland en Oostenrijk, in Mei 1799 naar Basel werd gebragt. Na verloop van eenige maanden ontslagen, zette hij te Zürieh met den gewonen ijver zijne bezigheden voort, totdat daaraan den 26sten September 1799, toen Masséna die stad veroverde, op eene noodlottige wijze een einde werd gemaakt. Terwijl hij op de straat bijstand verleende aan bedreigde stadgenooten, werd hij door een kogel, vermoedelijk gelost door een beschonken grenadier, in de zijde getroffen en overleed na een langdurig lijden den 2den Januarij 1801.

Lamter was geen man van groote geleerdheid, maar begaafd met een diep gevoel en een opmerkzamen blik. Dat gevoel was dan ook de bron van ’t geen hij leverde. Hij onderscheidde zich door een opregt en edel karakter, maar de groote lof, welke hem werd toegezwaaid, maakte hem wel eens kleingeestig. De oorzaak van zijne zwakheden en gebreken is meer te zoeken in zijne levendige verbeelding, welke hem dwaze plannen deed koesteren, dan in zijn hart. Zelf gaf hij zijne: „Vermischte Schriften (1774—1781, 2 dln)”, alsmede zijne: „Sammtliche kleinere prosaische Schriften (1784—1785, 3 dln)”, in het licht, — daarna bezorgde Qeszner.„Lavater’s nachgelassene Schriften (1801—1802, 5 dln)” en Oretti: „Lavater’s ausgewahlte Schriften (1841—1844, 8 dln)”. Behalve de reeds vermelde „Schweizerlieder” schreef hij : „200 christliche Lieder”, welke zelfs tot in den jongsten tijd bij herhaling zijn uitgegeven.

< >