Lasco (Johannes a), een verdienstelijk godgeleerde en de telg van een aanzienlijk Poolsch geslacht, werd geboren in 1499. Hij ontving eene zorgvuldige opvoeding, volbragt eene reis door Europa en knoopte betrekkingen aan met de geleerdste mannen van zijn tijd, zooals Zwingli, Erasmus en Oecolampadius. Zijne verlichte denkbeelden omtrent de godsdienst deden hem weldra de waardigheden van proost van Gnesen en bisschop van Kujawiën nederleggen, waarna hij in 1540 wederom Polen verliet, om zich openlijk een voorstander te verklaren der Zwitsersche Hervormingsbeginselen. Na een kort verblijf te Leuven begaf hij zich naar Emden, waar gravin Anna hem in 1443 tot hervormd predikant en superintendent benoemde, zoodat hij de stichter werd der Protestantsche Kerk in Oost-Friesland.
Weldra echter kwam hij ook in nadere betrekking met het Nederlandsche Protestantismus. Eduard VI, koning van Engeland, riep hem, op aanraden van Cranmer, naar Engeland, om er de zaak der Hervorming te bevorderen, en plaatste hem aan het hoofd der gemeente, door uitgewekenen, vooral Nederlanders, gevormd. Hier schreef hij zijne: „Forma et ratio ecelesiastici ministerii in perigrinorum, potissimum germanorum ecclesia (1555)”, welke ook in het Nederlandsch vertaald werd, — voorts een Latijnschen catechismus in Zwingliaanschen geest, — en een klein onderwijsboekje, dat, in het Nederlandsch overgebragt, in Nederland algemeen gebruikt en eerst na de Dordtsche Synode door het bekend, „Kortbegrip” vervangen werd. Na den dood van Eduard moest hij Engeland verlaten; hij vertrok naar Noorwegen, maar werd er door de onverdraagzaamheid der Lutherschen verdreven. Toen hij voorts Oost-Friesland bezocht, ondervond hij, dat men ook daar de Augsburgsche Confessie in bescherming nam, zoodat hij naar Polen terugkeerde, waar hij de Hervorming bevorderde tot aan zijn dood op den 13den Januarij 1560. — Ook zijn broeder Jaroslaw a Lasco, desgelijks een ijveraar voor de Hervorming, overleed in 1542 als gezant van Ferdinand van Oostenrijk bij de Porte, — en beider oom Jan a Lasco, geboren in 1457, overleden in 1531, was grootkanselier van Casimir IV, koning van Polen, werd in 1470 aartsbisschop van Gnesen, en bezorgde eene uitgave der oudste Poolsche wetten onder den titel: „Commune inclyti Poloniae regni privilegium (1506)”.