Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 08-08-2018

Landsknecht of lansknecht

betekenis & definitie

Landsknecht noemde men tegen het einde der 15de en gedurende de 16de eeuw in Duitschland een krijgsman, die tot het voetvolk behoorde. Eerst waren het lijfeigenen in het gevolg der ridders en later vormden de landsknechten een zelfstandig korps. Maximiliaan I kwam op het denkbeeld om, in plaats van Zwitsers, een korps Duitsche soldaten te werven, en Georg von Frundsberg, de vader der landsknechten geheeten, kwam hem hierbij te hulp. De inrigting daarvan diende later tot modél voor alle staande legers.

Namelijk bij het uitbarsten van een oorlog benoemde de Keizer een beproefd man tot veldoverste, gaf hem den last om een regiment landsknechten te werven, en bepaalde de voorwaarden, de soldij en het aantal vaandels. Ieder aangeworvene had zijn eigen wapens en kleeding, ontving handgeld en moest aanwezig zijn op den dag der monstering. Dan werd de krijgswet afgelezen en de eed afgenomen, waarna de overste zijn staf benoemde en de vaandels aan de vaandrigs uitreikte. Ieder vaandel organiseerde zich zelf: de hoofdman benoemde zijne officieren, terwijl de landsknechten hunne onderofficieren kozen en zich verdeelden in rotten van 10 pieken. Ieder vaandel telde 400 man, en 10 of 12 vaandels vormden een regiment.

Het hoofdwapen der soldaten was de lans of piek, doch tegen het einde der 16de eeuw waren zij meerendeels van vuurwapens voorzien. Men zag de landsknechten (lansquenets) als huurbenden in de meeste legers van Europa. Berucht werd bovenal de groote garde of zwarte bende, die ten getale van 5- of 6000 man in het midden der 16de eeuw geheel Duitschland doorkruiste. Zij diende onder verschillende vorsten en vergezelde koning Karel VIII naar Italië, waar zij door muit- en plunderzucht en door velerlei wreedheden angst en schrik verspreidde. Een bekend hazardspel, „lansquenet” genaamd, is naar de bende der landsknechten genoemd.

< >