Kissingen, een stadje en vermaarde badplaats in het Beijersche district Beneden-Franken, is op den linkeroever der Frankische Saaie zeer bevallig in eene door begroeide bergen omgevene dalkom gelegen en telt ruim 2000 inwoners. Behalve eene Evangelische en eene R. Katholieke Kerk heeft men er onderscheidene andere fraaije gebouwen. Als badplaats heeft het eerst sedert den aanvang dezer eeuw grooten roem gekregen, en thans wordt het jaarlijks door omstreeks 6000 badgasten bezocht. Van de daar aanwezige bronnen noemen wij: De „Rakoczy (11° C)”, in 1737 ontdekt, met eenigzins troebel water van een zoutachtig-zuren smaak, hetwelk ijzerdeelen en veel vrij koolzuur bevat, — de „Pandur (10°C.)”, van ouds bekend, sterk overeenkomende met de voorgaande, maar meer vrij koolzuur en niet zooveel vaste bestanddeelen bevattende, — de „Maxbrunnen (10°C.) met kristalhelder water en veel vrij koolzuur, — de „Theresienbrunnen (10—11° C), ontdekt in 1788 en weinig van de voorgaande verschillende, — en de „Solensprudel (19° C.), op eenigen afstand van de stad, met water, hetwelk vele vaste bestanddeelen en koolzuur bevat en er in een etmaal 6tot 9-maal in rijst en daalt.
Van al deze bronnen wordt het water zoowel om te drinken als om in te baden gebruikt, en uit de „Rakoczy” en de „Maxbrunnen” verzendt men het jaarlijks in honderdduizende kruiken. In 1842 stichtte koning Lodewijk boven de „Rakoczy” en de „Pandurbrunnen” een prachtig pavilloen, hetwelk 1½ millioen gulden kostte. Men heeft er voorts in het badsaizoen alle gewenschte vermakelijkheden, terwijl de bekoorlijke omstreken er tot wandelen uitlokken. Den lOden Julij 1866 werd er een gevecht geleverd tusschen de Pruissische en Beijersche troepen, waarin eerstgenoemden de overwinning behaalden en na de bestorming van het kerkhof het stadje veroverden.