Kiang-si of het Westen der Rivier, eene provincie in het zuidoostelijk gedeelte van China, ligt ten zuiden van Nganhoei en Hoe-pa tusschen Tjekiang en Toekiang ten oosten en Hoe-man ten westen en strekt zich uit van de Jan-tse-Kiang tot aan den Nanling. Zij omvat het fraaije bekken van de Kan-Kiang, eene zijrivier van de Jan-tse-Kiang, en heeft eene oppervlakte van 3392 □ geogr. mijl en meer dan 26 millioen inwoners. Het land is ruw, en het karakter der ingezetenen daarmede in overeenstemming. Het gewest wordt door de Kan en hare zijrivieren besproeid, en de meeste van deze ontspringen in de provincie zelve.
De hoofdtak van dien stroom stort met onderscheidene monden zich uit in het Phoyangmeer, welks hooggelegen waterspiegel het nabijgelegen land moerassig maakt, zoodat er op den oostelijken en zuidelijken oever uitgebreide marslanden een treurig tafereel aan het oog van den reiziger aanbieden. De grond is er in het algemeen vruchtbaar en levert groote hoeveelheden rijst, tarwe, zijde, katoen, indigo, thee en suiker. Ook wordt er nanking en porselein vervaardigd. De hoofdstad Nantsjang-toe ligt niet ver van den zuidelijken oever van het Phoyangmeer.