Kessels (Matthias), een beroemd Nederlandsch beeldhouwer, geboren te Maastricht in 1784, zou na het overlijden zijns vaders tot goudsmid worden opgeleid. Zijne liefde tot de beeldende kunst spoorde hem echter aan, om naar Hamburg te reizen en zich daar te oefenen onder de leiding van zijn broeder, die de betrekking van architect bekleedde. In 1806 ging hij naar Petersburg, waar de Belgische beeldhouwer Joseph Chamberlain hem onderwees in de behandeling van den beitel en hem gelegenheid schonk om blijken te geven van zijn talent. Nadat hij in 1817 te Maastricht teruggekeerd was, boetseerde hij eene allegorie, het huwelijk van den Kroonprins met prinses Anna Paulowna van Rusland voorstellende.
Kort daarna vertrok hij naar Parijs en vervolgens naar Rome, waar hij in het atelier van Thorwaldsen naar modellen van dezen grooten meester 2 fraaije bas-reliéfs, „Dag” en „Nacht”, beitelde. Daarna verwierf hij den prijs van Canova met een beeld van den H. Sebastiaan, zoodat. Willem I, koning der Nederlanden, hem een jaargeld schonk van 1200 gulden, opdat hij zijne studiën zou kunnen voortzetten. Hij werkte met ijver en zijn „Rustende discuswerper” bezorgde hem grooten roem. Te Rome vervaardigde hij ook een borstbeeld van den admiraal Tromp, alsmede eene groep, een tafereel uit den Zondvloed voorstellende, een stuk, dat wegens compositie, uitdrukking en keurigheid van bewerking tot de beste voortbrengselen der moderne beeldhouwkunst gerekend wordt.
Ook een „Schijfwerper”, dien hij voor den hertog van Devonshire vervaardigde, bewees, dat hij diep was doorgedrongen in het schoone der Grieksche kunst. Een „Christuskop” van Kessels is tallooze malen gecopieerd, en ook zijn „Christus aan den geeselpaal” en zijne „Madonna” worden zeer geroemd. Tot zijne uitspanning boetseerde hij somtijds dieren, welke algemeen bewondering wekten. Hij overleed te Rome in 1836.