Kersenboomen (Cerasus Juss.) is de naam van een plantengeslacht, tot de familie der Amygdaleën behoorende. Volgens Linnaeus vormen de kersboomen (Cerasus) eene soort van het geslacht der Pruimenboomen (Prunus.) Het onderscheidt zich door een klokvormigen, vijftandigen kelk, die bij het rijpen der vrucht verdwijnt, — voorts door 5 genagelde bloembladen, omstreeks 20 helmdraden, een draadvormigen stamper met een enkelvoudigen stempel en een éénhokkig vruchtbeginsel, — eindelijk door eene steenvrucht en eene bolvormige steenkern. De kersenboomen hebben spiraalsgewijs geplaatste bladeren met afvallende steunbladen en klierachtige knoppen aan den voet der bladschijf. Men verdeelt de kersenboomen naar hunne bloeiwijze in schermbloemige en trosvormige.
Tot de eerste behoort de zuurachtige kers of morel (Cerasus acida). Deze plant is in wilden staat doorgaans een heester en ontvangt eerst door kweeking den vorm van een boom. Zulk een boom heeft eene glanziggrijze schors en zijne takken zijn roedevormig. De bladeren zijn gesteeld, ovaal, gespitst en dubbel gezaagd en aan den voet der schijf met een paar roode wratten voorzien. De bloemschermen zijn kort gesteeld en door schubben omgeven. Men heeft onderscheidene soorten van morellen, die, op brandewijn gezet, een geurige morgendrank leveren, of tot vulling der compotes bp het nageregt uitstekende diensten bewijzen.
De zoete kers (Cerasus avium) is een aanzienlijke boom, die 10 tot 12 Ned. el hoog wordt. Hij heeft eene grijsachtig bruine schors en sterke takken. Zijne bladeren staan veel digter opeen dan die van den morellenboom; zij zijn gesteeld, omgekeerd-eivormig, ongelijk gezaagd en dragen vaak evenzeer aan de ran den als aan den voet der bladschijf roode klierachtige wratten. De bloemen zijn in schermen geplaatst en door schubben omgeven. Tot deze afdeeling behooren vele verscheidenheden, zooals de meikersen, de zwarte kersen, de witte Spaansche kersen enz. Van zoete kersen bereidt men door destillatie het bekende „Kirschwasser”, — en eene verscheidenheid in Dalmatië, G. Marasca genaamd, levert het maraskino-likeur. — Wij geven hierbij van Cerasus adda eene afbeelding, namelijk in a een bloeijenden tak op ll3de der natuurlijke grootte, — in b een vruchtdragenden tak op de halve grootte, in c een helmknop met de helft van den helmdraad op 3-voudige grootte, — in d eene opengesneden vrucht in natuurlijke grootte, — en in e eene doorgesnedene kern.
Tot de afdeeling der trosvormige kersenbomen behooren 2 merkwaardige soorten; in de eerste plaats Cerasus Mahaleb Mill., een aanzienlijke heester, die wel eens 6 Ned. el hoog wordt, met eene bruine schors, gedekt met eene grijze, doorschijnende opperhuid, ronde, aan de basis schier hartvormige, stompgezaagde bladeren en gesteelde bloemtrossen met talrijke fraaije witte bloemen. De kersen zijn zoo groot als erwten en donkerrood of zwart; men vindt ze in het zuiden van Europa. Wij geven daarvan eene afbeelding, en wél in a een bloemdragenden tak op 1/3de der natuurlijke grootte, — in b een bloemblad, anderhalfmaal vergroot, — in e eene vrucht en in d eene kers, beide in natuurlijke grootte. De soort, welke wij in de tweede plaats bedoelen, is de vogelkers (Cerasus Padus Dec.), een boom, die wel eens 10 Ned. el hoog wordt, maar gewoonlijk een heester blijft, met eene bruine schors en roodachtig-bruine twijgen. De jonge loten zijn fijn behaard, de bladeren omgekeerd-eivormig, aan de basis smal afloopend, aan den rand dubbel gezaagd. De witte bloembladen zijn aan den bovenrand fijn gezaagd, de vruchten rond-hartvormig en doorgaans donkerrood of zwart. Men vindt de vogelkers in Europa en in een groot gedeelte van Azië. In parken en tuinen wordt zij, wegens hare fraaije bloemtrossen tot sieraad geplant.
De zoete kersen leveren eene aangename en gezonde vrucht en worden uit de kersenboomgaarden van Gelderland en Zuid-Holland in duizende hooge manden van betrekkelijk geringe middellijn naar Engeland verzonden. Van het hout van kersenboomen vervaardigt men fraai huisraad, zooals tafels, stoelen enz. De kernen of pitten der kersensteenen kan men in plaats van amandels in gebak gebruiken, en er ook eene olie uit persen, die bij —18° C. dik vloeibaar en bij — 22CC. vast wordt. De kersenboomgom of de harssoort, welke uit de spleten der schors van oude kersenboomen vloeit, gelijkt op Arabische gom, is in verschen toestand week, taai en kleverig, doch in gedroogden staat hard en schelpachtig op de breuk en lost in water niet volkomen op (zie voorts onder Cerasine). De kersenboomgom wordt als verdikkingsmiddel in de katoendrukkerij gebezigd en vormt in Provence en Languedoc een handelsartikel.