Karinthië (Kärnthen) of Carinthië, een hertogdom en kroonland der Oostenrijksche monarchie; grenst aan Venetië, Tyrol, Salzburg, Stiermarken, Krain, Görz en Gradiska, telt op 188,4 □ geogr. myl bijna 340000 inwoners (1869) en bezit 11 steden, 27 vlekken en 2856 dorpen. De grond is er grootendeels bergachtig en heeft lang-uitgestrekte dalen, die zich slechts hier en daar tot vlakten uitbreiden. Het Dravedal loopt van het westen naar het oosten door dit land en scheidt er de beide voornaamste gebergten, namelijk dat der zuidelijke keten van de Norische Alpen, die zich in de nabijheid van Villach ter hoogte van 2tot 3000 Ned. el verheffen, — en dat der Karnische Alpen. Deze iaatsten vormen eene keten van kalk-alpen, die op verschillende plaatsen verschillende namen draagt. — De voornaamste rivier is er de Drave, welke het land besproeit met eene lengte van 30 geogr. mijl en bijna alle andere rivieren van Karinthië in zich opneemt.
Ook zijn er onderscheidene meren. Het klimaat is er in het gebergte ruw en in de dalen zacht. De bevolking bestaat meerendeels uit Duitschers en voor ’t overige uit Slowénen en belijdt, met uitzondering van ongeveer 20000 Protestanten, de R. Katholieke godsdienst. Bouwland vindt men er weinig, maar des te meer weiland, en men heeft er voortreffeljke paarden, — voorts veel schapen, runderen, geiten en zwijnen. De bodem levert er veel lood, ijzer, bruinkolen en potlood.
Men heeft er talrijke fabrieken, en de handel wordt er aanmerkelijk bevorderd door goede kunstwegen en door den spoorweg Villach—Klagenturt— Marburg. Men vindt er een groot aantal scholen van lager onderwijs, een paar gymnasiën, eene onderwijzerskweekschool enz. Het bestuur des lands berust op de verordening van 26 Februarij 1861, en de Landdag telt er 37 leden, terwijl 5 afgevaardigden naar den Oostenrykschen Rijksdag worden gezonden. De hoofdstad des lands is Klagenfurt.
De naam van Karinthië en van de Karnische Alpen is afkomstig van het Celtische volk der Cami, dat de hooge rotstoppen (cara, cornu, Körner, horens) bewoonde. Het behoorde in den tyd van Augustus tot Noricum en vervolgens tot het Romeinsche rijk. Dat volk smolt zamen met andere stammen, inzonderheid met de Slawen, zoodat een Frank, die zich aan hun hoofd gesteld had en den naam van Samo droeg, het voornemen opvatte, hier onder den naam van Carantania een Slawisch rijk te stichten. Hij volvoerde zijn plan, en zijn gebied strekte zich uit van Karinthië en Krain tot aan Moravië, Bohemen en het noorden van Hongarije. Na den dood van den stichter verviel het in kleine deelen, die geen weerstand konden bieden aan de aanvallen van buiten. Wél verbonden zij zich met de Bojars en Franken en behielden nog een schijn van zelfstandigheid, doch ten laatste onderwierpen zij zich aan Thassilo, hertog van Beijeren. in 788 voegde Karel de Groote Karinthië bij het rijk der Franken en benoemde er lngevo tot markgraaf. Bij het verdrag van Verdun verviel het aan Lodewijk de Duitscher en in 876 aan zijn zoon Karelman. Deze benoemde zijn onwettigen zoon Arnolf (later koning van Duitschland) tot hertog van Karinthië.
Onder hem en zijn zoon (Lodewijk het Kind) behoorde Karinthië wederom tot Beijeren, totdat keizer Otto II in 967 het daarvan afscheidde en als een afzonderlijk hertogdom, vermeerderd met het markgraafschap istrië en bijna geheel Friaul, toekende aan Hendrik I, de neef van Arnolf, hertog van Beijeren. Na zijn dood verviel Karinthië aan het hertogelijk geslacht van Rijnfranken, en na het overlijden van hertog Koenraad II de Jongere (1039) bleef volgens den wil van keizer Koenraad II het hertogdom zonder hertog. Keizer Hendrik III schonk het aan graaf Welf van Altorf, terwijl het later aan graaf Berthold van Zähringen werd toegewezen. Voorts waren nog onderscheidene andere geslachten gebieders over Karinthië, doch Ulrich III, de laatste hertog, schonk het bij uitersten wil aan Ottokar II, koning van Bohemen (1269). Het werd hem ontrukt door keizer Rudolf van Habsburg, die het in 1286 toekende aan Meinhard, graaf van Tyrol, onder voorwaarde, dat het na het uitsterven der mannelijke lijn aan Oostenrijk zou vervallen.
Dit geschiedde in 1335, en na dien tijd is Oostenrijk in het bezit gebleven van Karinthië. Het wordt verdeeld in Opperen Neder-Karinthië, en dit laatste behoorde in 1809 tot de Illyrische provinciën, die aan Frankrijk onderworpen waren. Het werd echter in 1813 heroverd en in 1816 bij het Koningrijk Illyrië gevoegd. Sedert 1849 vormt het een afzonderlijk kroonland.