Karbonkel, afkomstig van het Latijnsche woord carbunculus (kooltje), was bij de Ouden de naam van den rooden granaat, terwijl men tegenwoordig dien geeft aan den robijn. Tn de middeneeuwen noemde men alzoo een fabelachtigen, vuurrooden steen, die, naar men verhaalde, de eigenschap bezat, om dengene, die hem droeg, onzigtbaar te maken.
Met den naam van karbonkel (carbunculus anthrax) bestempelt men voorts een ettergezwel, dat eene roode kleur heeft. De karbonkel kan overal ontstaan op het ligchaam, doch het ligtst op die plaatsen, welke gebrekkig gereinigd worden. Hij treedt te voorschijn in de gedaante van een puistje, dat ras in omvang toeneemt, terwijl de huid, die hem omspant, eene donkerroode of zelfs blaauwe kleur aanneemt. Hij veroorzaakt veel pijn en kan door de plaats, waar hij zich bevindt, lastig en gevaarlijk worden, vooral wanneer onderscheidene karbonkels optreden. De karbonkel ontstaat veelal door een gebrekkige verzorging der huid, — dikwijls ook zonder bekende oorzaak. Hij geneest, wanneer men na eene diepe insnijding het aangedaan celweefsel verwijdert.