Kanaris (Konstantijn), een der vermaardste zee- en vrijheidshelden van Nieuw-Griekenland, werd geboren in 1790 op het eiland Ipsara. Vóór het uitbarsten van den opstand was hij gezagvoerder op een klein koopvaardijschip, zoodat hij volkomen gelegenheid had, om zich met de zee bekend te maken. In 1822 deed hij in den nacht van den 18den op den 19den Junij in het kanaal van Chios het Turksche admiraalschip in de lucht vliegen, ten einde zich te wreken over de gruwelen, door de Turken op het eiland Chios gepleegd. In dat zelfde jaar op den 22sten November verbrandde hij wederom het Turksche admiraalschip in de haven van Tenedos.
Desgelijks nam hij den 17den Augustus 1824 wraak over de mishandelingen, door de inwoners van zijn geboorteeiland Ipsara ondervonden, door bij Samos een groot Turksch fregat en onderscheidene transportschepen aan de vlammen prijs te geven. Hierdoor bespaarde hij Samos een dergelijk lot als Chios en Ipsara hadden ondervonden. In 1825 vatte hij het stoute voornemen op om de Egyptische vloot in de haven van Alexandrië, vanwaar zij de troepen van Mehemed-Ali naar den Peloponnesus zou brengen, in brand te steken. Hij zag echter dien aanslag mislukken, daar een ongunstige wind de afgezondene branders deed terugkeeren. In 1826 voerde hij bevel op het fregat „Hellas” en in 1827 vertegenwoordigde hij het eiland Ipsara in de Nationale Vergadering. De president Capodistrias benoemde hem tot bevelhebber van Monembasia (1828) en schonk hem vervolgens het kommando over een eskader oorlogschepen. Na het vermoorden van den President (1831) begaf Kanaris zich naar het eiland Syra, doch diende later weder als scheepskapitein eerste klasse. In 1848 en 1849 was hij minister van Marine en voorzitter van het Kabinet.
De regéring, het belang inziende om dezen man aan hare oogmerken te verbinden, wilde hem een aanzienlijk jaargeld toekennen en daaraan den rang van admiraal verbinden, doch Kanaris wees een en ander van de hand. Toen in Mei 1854 de Westersche Mogendheden zich met de zaken van Griekenland bemoeiden, belastte hij zich in het ministérie Maurocordatos met de portefeuille van Marine en behield die tot in Mei 1855. In 1862 droeg de Koning, door de omstandigheden in het naauw gebragt, hem de taak op, om een nieuw kabinet te vormen. Kanaris en zijne vrienden legden nu den Vorst een gestrengconstitutioneel programma voor, hetwelk echter door het Hof niet werd aangenomen. Deze afwijzing gaf aanleiding tot het oproer te Nauplia. Na het vertrek van koning Otto in October 1862 was Kanaris korten tijd lid van het Voorloopig Bewind en daarna — tot in Februarij 1863 — van het Driemanschap. Onder koning George trad hij den 18den Maart 1864 op als minister van Marine en tevens als hoofd van het Kabinet, hetwelk reeds den 28sten April bezweek. Nogmaals belastte hij zich met de portefeuille van Marine in Augustus van laatstgenoemd jaar, doch moest in Maart 1865 met zijne ambtgenooten aftreden.