Kamptz (Karl Albert Christoph Heinrich von), een Pruissisch staatsman, geboren te Schwerin den 16den September 1799, studeerde te Göttingen, trad in 1790 in Mecklenburg-Strelitz in staatsdienst, werd in 1792 kanselarijraad en geheim referendaris, en in 1799 assessor van het Hof- en landgerigt. In 1804 benoemde de koning van Pruissen hem tot assessor bij het Rijkskamergerigt te Wetzlar, en bij de opheffing van het Duitsche Keizerrijk werd hij vice-president van het geregtshof te Stuttgart, waarna hij in Pruissische dienst onderscheidene regterlijke waardigheden bekleedde en in 1824 bevorderd werd tot eerste directeur der afdeeling Onderwijs bij het ministérie van Eeredienst. In 1830 belastte hij zich met de portefeuille van Justitie, doch legde haar in 1842 neder. Hij overleed den 3den November 1849.
Deze staatsman onderscheidde zich door grooten ijver, zoodat hij zich jegens de Pruissische wetgeving zeer verdienstelijk heeft gemaakt. Daarentegen werd hij hard gevallen over de gestrengheid, waarmede hij de handelingen der volksleiders naspoorde. Van zijne talrijke geschriften vermelden wij: „Beiträge zum mecklenburgischen Staatsund Privatrechte (1795—1805, 5 dln)”, — „Mecklenburgische Rechtssprüche (1800— 1804, 2 dln)”, — „Civilrecht der Herzogtümer Mecklenburg (1805—1824, 2 dln)’’, — „Handbuch der mecklenburgischen Civilprocessen (1810; 2de druk 1822)”, — „Codex der Gendarmerie (1815)”, die bij het feest op den Wartburg verbrand werd. — „Beiträge zum Staatsund Völkerrechte (1815)”, — „Die Provinzialund statutarischen Rechten in der preuszischen Monarchie (1826—1828, 3 dln)”, — „Actenmäszige Darstellung der preuszischen Gesetzgebung (1843)”, — en „Zusammenstellung der drei Entwürfe des preuszischen Strafgesetzbuch (1844—1845, afl. 13).