Hundsrück, eigenlijk Hunsrücken (het Gebergte der Hunnen), is een berggevaarte van kalklei in de Pruissische Rijnprovincie, omgeven door de vruchtbare, digtbevolkte en met talrijke wijngaarden versierde rivierdalen van de Rijn, de Moesel, de Saar en de Nahe. Dit gebergte vormt eene bergvlakte ter hoogte van ruim 400 Ned. el, waarop zich onderscheidene boschrijke bergkammen verheffen, die van het zuidwesten naar het noordoosten loopen en 300 Ned. el boven den bodem der bergvlakte oprijzen. Zij dragen in het westen over een afstand van ongeveer 6 geogr. mijl de naam van Hochwald (tot aan den weg van Birkenfeld naar Bernkastel), — daarna over dien van 3 tot 4 geogr. mijl den naam van Idarwald (tot digt bij Kirn), — en eindelijk over dergelijken afstand dien van Soonwald of den eigenlijken Hundsrück (tot Bacharach aan de Rijn). De zamenhang dezer bergkammen is meermalen door beken verbroken, vooral door zulke, die aan de noordzijde ontspringen en zich zuidwaarts naar de Nahe spoeden.
De hoogte vermindert naar de zijde van het zuidoosten. De hoogste top is de Erbes- of Walderbeskopf (800 Ned. el hoog). De hellingen naar de zijde van de Saar- en Nahedalen zijn zeer steil, terwijl zij naar de zijde van de Rijn en de Moesel zaehtglooijende dalen vormen, hier en daar door kloven en rotskammen afgewisseld. Nabij de rivieren groeit er uitmuntend winterkoren, en wat hooger vindt men gerst, haver, vlas en hennep, alsmede in den laatsten tijd veel klaver. In de overblijfselen der wouden, die in den tijd der Romeinen dit gebergte bedekten, vindt men veel wild, en de beken bevatten een overvloed van kreeften en forellen. Het vee is er klein, en de mijnen leveren er niet veel anders dan ijzer. Men heeft op en bij den Hundsrück eene menigte dorpen, wier bewoners van zuiver Germaansche afkomst en zeer aan hun geboortegrond gehecht zijn. Hier en daar vindt men er overblijfselen uit het tijdperk der Romeinsche heerschappij.