Hohenfriedberg, een stadje in de Pruissische provincie Silezië, is merkwaardig door den slag — ook wel die van Striegau genaamd — van 4 Junij 1745, waarin Frederik II de overwinning behaalde op de Oostenrijkers en Saksers onder prins Karel van Lotharingen en hertog Johann Adolf van SaksenWeiszenfels. Keizerin Maria Theresia had vrede gesloten met Beijeren, het verbond met Engeland vernieuwd, en daarna een manifest uitgevaardigd, waarin Silezië eene Oostenrijksche provincie verklaard werd, omdat de Koning van Pruissen de bepalingen van den Vrede van Breslau geschonden had. De Oostenrijkers en Saksers vereenigden nu eene legermagt van 70- of 80000 man, om een inval te doen in Silezië. Frederik liet derhalve zijne armee uit de winterkwartieren oprukken, en von Ziethen, die in last had, met zijn geheele regement dit bevel aan den markgraaf von Schwedt in Opper-Silezië over te brengen, kweet zich op eene roemrijke wijze van zijne taak.
Den 28sten Mei was het Pruissische leger vereenigd en trok voorwaarts in de omstreken van Schweidnitz, waar het eene positie koos bij Striegau, terwijl generaal Dumoulin het bevel voerde over de aan de andere zijde van het water vooruitgeschovene voorhoede. De vijand, door een valschen spion misleid, meende dat Frederik tot achter Breslau wilde terugtrekken, zoodat hij den 3den Junij met 8 kolonnes over het gebergte trok. Daags daarna, ’s ochtends te 4 uur, overschreden de Pruissen de beek, om zich aan de andere zijde in slagorde te stellen. Dumoulin stiet er op Saksische troepen, en de slag nam een aanvang. De Saksers snelden hunne voorhoede te hulp, maar werden door de Oostenrijkers niet ondersteund, zoodat zij eene bloedige nederlaag leden. Nu eerst gaf prins Karel bevel om op te rukken, doch deed zijne troepen, in plaats van de Pruissen aan te tasten, op ongunstig terrein eene verdedigende positie innemen.
De Pruissen konden derhalve ongehinderd over het riviertje rukken, en hunne laatste bataljons schaarden zich met versnelden pas in de linie, terwijl de eerste reeds in het vuur waren. Na zes aanvallen wierp de kavallerie den regter vleugel der Oostenrijkers overhoop, terwijl de Koning naderde met de troepen, welke reeds de overwinning behaald hadden op de Saksers. Toen de Oostenrijksche infanterie al spoedig door het vuur gedund was, verscheen generaal Geszler met een regiment dragonders op het terrein en verstrooide in een aanval, die nog altijd in de krijgsgeschiedenis vermaard blijft, 20 bataljons, waarbij 66 vaandels veroverd werden. Daarop volgde een algemeene terugtogt der Oostenrijkers naar het gebergte. De slag had 5 uur geduurd en aan de Verbondene Mogendheden 4 generaals, 200 officieren, 4000 dooden en gewonden, 7000 gevangenen, 60 kanonnen, 76 vaandels en 7 standaarden gekost.