Gruppe (Otto Friedrich), een Duitsch wijsgeer, dichter en oudheidkundige, geboren te Dantzig den 15den April 1804, studeerde te Berlijn, werd in 1830 vast medewerker aan de „Allgemeine Preuszische Staatszeitung'’ en in 1835 redacteur van het feuilleton van genoemd blad, was in 1842 en 1843 werkzaam bij het ministérie van Eeredienst, en zag zich in 1844 benoemd tot buitengewoon hoogleeraar te Berlijn en tevens tot vasten secretaris der Koninklijke Académie van schoone Kunsten. Hij was reeds vroeg een ijverig tegenstander van het wijsgeerig stelsel van Hegel, en schreef: „Antäus (1831)”, — „Wendepunkt der Philosophie im 19 Jahrhundert (1834)”, — en „Gegenwart und Zukunft der Philosophie in Deutschland (1835)”. Voorts gaf hij uit: Ueber die Fragmente des Archytas (1841)”, — „Die kosmischen Systeme der Griechen (1851)”, — „Ariadne.
Die tragische Kunst der Griechen in ihrer Entwickelung und ihrem Zusammenhänge mit der Volkspoesie (1834)”, — „Die römische Elegie (1838, 2 dln)”, — „Ueber die Theogonie des Hesiod (1841)”, — „Minos (1859)”, — „Gedichten (1835)”, — „Königin Bertha (1848)”, — „Theudelinde (1849)”, — „Kaiser Karl (1852)”, — „Firdusi (1856)”, — „Ruth, Tobias, Sulamith (1857)”, — en de treurspelen: „Otto von Wittelsbach (1860)” en „Demetrius (1861)”. Ook leverde hij na zijn „Deutsche Dichterwald (1849, 3 dln)” een belangrijk boek, getiteld: „Leben und Werke deutschen Dichter (1864 enz., 4dln)”.
