Görtz (Johann Eustach, graaf von Schlitz, genaamd von), een Pruissisch staatsman, geboren den 5den April 1737 te Schlitz in het groothertogdom Hessen, bezocht het Carolinum te Brunswijk en studeerde te Leiden en te Straatsburg. Nadat hij te Weimar en vervolgens te Gotha eene rijksbetrekking bekleed had, aanvaardde hij in 1761, op uitnoodiging der hertogin Amalia van SaksenWeimar, die van opvoeder van hare zonen, den Iateren groothertog Karel August en prins Constantijn. Gedurende 14 jaar wijdde hij hieraan zijne krachten en vergezelde zijne kweekelingen naar Jena, Karlsruhe en Parijs. Eerst 3 maanden voordat Karel August de regéring aanvaardde, werd hij op eene eervolle wijze van zijn post ontheven.
Later werd hij gedurende korten tijd opperhofmeester der jonge hertogin, doch leidde vervolgens een ambteloos leven, totdat Frederik II, Koning van Pruissen, hem in 1778 tot geheim gevolmagtigde te München en Zweibrücken benoemde. Hier moest hij den afstand van een gedeelte van Beijeren aan Oostenrijk verhinderen. Dit gelukte hem, doch daardoor ontstond tevens de Beijersche Successie-oorlog. Daarna benoemde Frederik II hem tot minister van Staat en tot grand-maitre de la garderobe, doch bij zijne komst te Berlijn, werd hij aanstonds als ambassadeur naar Rusland gezonden. Hier vertoefde hij 6 jaar en verkreeg in 1785 met moeite zijn ontslag.
Toen vervolgens na den dood van Frederik II de woelingen der partijen in Nederland toenamen, werd hij door Wilhelm II derwaarts afgevaardigd, om er eene verzoening tot stand te brengen, waarin hij echter niet slaagde. In 1788 ging hij als gezant van den Rijksdag naar Regensburg en bekleedde dat ambt tot in 1806. Hij woonde voorts het Congrès te Rastadt bij, nam na den Vrede van Tilsit zijn ontslag, en overleed te Regensburg den 7den Augustus 1821. Van zijne geschriften noemen wij: „Mémoire ou précis historique sur la neutralité armée (1801), — „Mémoires et actes authentiques relatifs aux négociations, qui ont précedé le partage de la Pologne (1810)”, — „Mémoire historique de la négotiation en 1778 (1812)”, — en „Historische und politische Denkwürdigkeiten (1827—1828, 2 dln)”, na zijn dood in het licht gegeven.
