Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 07-08-2018

Golfstroom

betekenis & definitie

Golfstroom (De), ook wel Florida-stroom geheeten, ontvangt in de Golf van Mexico nabij gemeld gewest dien naam, en vormt eene breede zeestrooming in den Atlantischen Oceaan, — eene zeestrooming, die hoogst merkwaardig is met betrekking tot de scheepvaart, tot de vermeerdering onzer kennis omtrent den Oceaan, tot de meteorologie, en tot de luchtgesteldheid der door die strooming bespoelde kusten. De Golfstroom is eene trotsche warmwaterstrooming, die zich met grooter geweld voortspoedt dan de Mississippi en Amazonen-rivier, wiens bodem en boorden uit koud water bestaan, en die van zijn oorsprong naar de Noordpool-zee voortloopt.

De watermassa, door den Aequatoriaalstroom en de Golf van Mexico opgehoopt, dringt oostwaarts tusschen Cuba en Florida door, wendt zich vervolgens, door de Bahama-eilanden teruggeworpen, tusschen deze en het schiereiland Florida noordwaarts en wordt er in de Engten (Narrows) tusschen kaap Florida en de Beminieilanden, waar de ruimte wegens de Foweyklippen en de Bemini-eilanden slechts 8 geogr. mijl bedraagt, zoodanig zamengeperst, dat zijne snelheid eene vermeerdering ondervindt van 4 zeemijlen in het uur — hij doorloopt 96 zeemijlen in een etmaal —, waarna hij gedurende zijn togt door het Florida-kanaal deze snelheid behoudt. Beneden zijn mond, in volle zee op 28° N.B. bedraagt zijne snelheid 3l/2 zeemijlen in het uur, en hij vloeit daarmede voort tot op 31° N.B. Deze opgaven gelden echter alleen van het midden, daar de snelheid langs de beide boorden veel geringer is. Hij volgt voorts eene noordelijke rigting totdat hij, door de vooruitspringende kust van Carolina gestuit, zich noordoostwaarts spoedt. Tot op die plaats onderscheiden zich zijne wateren door eene donker-blaauwe kleur, zoodat men zijne grenslijn met het oog kan volgen. Terwijl voorts de Golfstroom bij het Florida-kanaal eene breedte heeft van 50 zeemijlen, wordt hij later breeder en bereikt tegenover kaap Hatteras eene breedte van 75 zeemijlen. Hier, waar deze stroom eene snelheid bezit vap 3 zeemijlen in het uur, heeft de kust eene noordelijke rigting, zoodat ook een gedeelte van de strooming dien gaat volgen, terwijl het overig gedeelte naar dezelfde hemelstreek zijn togt voortzet. Zoodra echter de Golfstroom stuit op de Nantucket-, Georges-, en Newfoundlandsche banken, wendt hij zich naar de zijde der volle zee. Niet ver van de Bank van Newfoundland ontmoet hij den Noordpoolstroom, die groote ijsmassa’s naar het zuiden brengt en onder den Golfstroom heen zijn weg voortzet, zooals blijkt uit de diep onder water gedompelde ijsbergen, die den Golfstroom doorsnijden en verder zuidwaarts drijven.

Teruggeworpen door den steilen wand der onderzeesche banken, spoedt zich nu de Golfstroom naar het oosten en behoudt over een afstand van 1200 zeemijlen deze rigting, terwijl zijne breedte allengs toeneemt, zijne grenslijnen minder scherp worden, en zijne snelheid tot 2 zeemijlen in het uur daalt. Zijn weg door den Oceaan, alsmede zijne snelheid en temperatuur, ondergaan eenige afwisseling in de verschillende jaargetijden. De grenzen van zijn noordelijken arm liggen bij het passéren van den meridiaan van Kaap Race in Newfoundland des winters tusschen 40 en 41°, en in September, als de warmte der zee het grootst is, tusschen 45 en 46° N. B. De bedding waarlangs hij van Carolina oostwaarts vloeit, schommelt derhalve heen en weder. Het gedeelte, dat zich naar Newfoundland uitstrekt, wordt zuidwaarts gedrongen, omdat de Koudwaterstroom, die van de Pool komt (Arctic Counterstream) en langs de oostkust van Amerika trekt, tot het vriespunt afkoelend, zich uitzet en zich plaats verschaft door den Golfstroom weg te schuiven. Ook aan den anderen, naar den Oceaan gekeerden zoom van den Golfstroom ontwaart men bijkans overal eene tegenstrooming, wier snelheid door de rigting en de kracht van den wind vermeerderd of verminderd wordt. Die tegenstrooming wordt door den Golfstroom zelven veroorzaakt, doordien deze door zijne kromming in de nabijheid der Azorische eilanden eene groote watermassa ophoopt, welke in eene zuidwestelijke rigting langs de Bermuda-eilanden naar de Bahama-eilanden terugkeert.

Immers vóórdat de Golfstroom de Azorische eilanden van Florida af (volgens Rennel 2000 zeemijlen in 78 dagen) bereikt heeft, breidt hij zieh stralenvormig uit over den Noord-Atlantischen Oceaan. De noordoostelijke arm stroomt op gezette tijden als een versterkte driftstroom (drift from the Golfstream) eensdeels naar de Iersche Zee en spoedt zich voorts naar de kust van Noorwegen, en anderdeels naar de Golf van Biscaye, vanwaar hij onder den naam van Bennelstroom in eene noordwestelijke rigting naar Ierland gaat. Een gedeelte snelt oostwaarts door de straat van Gibraltar in de Middellandsche Zee. De hoofdstroom echter vloeit zuidoostwaarts naar Madeira, dan zuidwaarts naar de Canarische eilanden, voorts naar de westkust van Afrika (North-African eurrent), en begeeft zich gedeeltelijk oostwaarts in de Golf van Guinéa, waar hij als Guinéastroom. (Guinea current) langs de kust en digt langs den westwaarts zich begevenden Aequatoriaalstroom vloeit, terwijl hij gedeeltelijk, omstreeks onder 20° N.B., zuidwestwaarts naar de Kaap-Verdische eilanden loopt en, verder westwaarts vloeijende, zich met den noordelijken arm van den Aequatoriaalstroom vereenigt en naar de Caraïbische Zee terugkeert. Zoo doorloopt het water van den Golfstroom een reusachtigen cirkel, binnen welken de uitgestrekte Sargasso- of Krooszee gelegen is.

Door den Golfstroom wordt eene verbazende hoeveelheid warm water, in de Caraïbische Zee en in de Golf van Mexico als in een ketel door de keerkringszon verhit, naar gewesten gebragt, waar anders wegens hunne hooge breedte eene veel lagere temperatuur zou heerschen. Terwijl de Golfstroom bij zijn oorsprong eene warmte aanwijst van 30° C. (ongeveer 5° meer dan de aangrenzende Zee), is hij op de hoogte van Kaap Hatteras, ja, zelfs bij de bank van Newfoundland des winters 11 tot 16,6° C. warmer dan de naastgelegene wateren van den Atlantischen Oceaan. Na een loop van 2000 zeemijlen, bij de Azorische eilanden, waar hij eene temperatuur heeft van 22,5 C., bedraagt dat verschil nog altijd 4,4 tot 5,6° C. Zelfs wanneer zijne wateren aan de westelijke kusten van Europa aanlanden, is hunne warmte nog 3,25° C. hooger dan die van den Oceaan, ofschoon hij dan reeds een afstand van meer dan 4000 zeemijlen in 5V2 maand doorloopen heeft. De warmwatervlakte tusschen de westelijke Azoren en de kust van Noord-Amerika strekt zich uit over eene lengte van 2000 zeemijlen en heeft naar het oosten, tusschen 33 of 34 en 45° N.B., eene gemiddelde breedte van 350 en naar het westen eene van 160 tot 170 zeemijlen, zoodat hare uitgebreidheid grooter is dan die van de Middellandsche Zee. De lucht, boven den Golfstroom verwarmd, verschaft als een terugkeerende zuidwestpassaat een zacht klimaat aan de westelijke en noordwestelijke kusten van Europa. In den regel is de Golfstroom het warmst aan of nabij de oppervlakte, en de thermometer wijst aan, dat zijne wateren kouder worden bij toenemende diepte.

Zelfs schijnt het warme water nergens den bodem der zee te bereiken; overal bevindt zich tusschen den Golfstroom en de aardkorst eene koudwaterlaag, die, als een slechte warmtegeleider, eene snelle daling van den warmtegraad verhindert. Anders zou de westkust van Europa den weldadigen invloed der van elders aangevoerde warmte niet ondervinden. Voorts vindt men over de geheele breedte van den Golfstroom geenszins denzelfden warmtegraad, daar hij gedurende zijn togt langs het Amerikaansche strand veeleer uit een aantal evenwijdige banden bestaat, die op den kouden Poolstroom rusten en door dezen van elkander gescheiden zijn. De warmste band, de as van den Golfstroom genaamd, ligt ten oosten van den koudsten band (the cold wall). Men weet nog niet met zekerheid, of het bestaan dezer banden van betrekkelijk hoogere en lagere temperatuur — het verschil bedraagt 6,25 tot 7,5° C. — een gevolg is van de gedaante der kust en bedding, dan wel van eene of andere natuurkundige wet. — Men zou verwachten, dat de zeelieden, die uit West-Indië of de NoordAmerikaansche havens naar Europa stevenen, hun togt namen over den Golfstroom; men vermijdt hem echter zooveel mogelijk, omdat hij, vooral tusschen Amerika en de Azorische eilanden, eene bakermat is van geweldige stormen. Zoolang al die bijzonderheden minder algemeen bekend waren, bleef de reis naar Amerika zeer gevaarlijk.

De vraag naar het ontstaan van den Golfstroom heeft de mannen der wetenschap reeds lang bezig gehouden, doch eerst de nasporingen van nieuweren tijd hebben daarop eenig antwoord gegeven. De Mississippi, waaraan men te voren zijne wording wel eens toeschreef, kan hem geenszins voortbrengen, daar de hoeveelheid water, door deze rivier naar de Golf van Mexico gebragt, geen duizendste gedeelte bedraagt van die, welke onder den naam van Golfstroom deze Golf verlaat. Daarenboven is het water van den Golfstroom zout en dat van de Mississippi zoet, en men scheen niet te bedenken, dat evenveel zout als de Golf van Mexico verlaat, ook weder aldaar moet aangevoerd worden, — anders toch zou de Golf van Mexico in eene zoetwaterkom veranderen. Ook het gevoelen van Franklin, dat de Golfstroom de terug strooming is van de wateren, die door de passaatwinden in de Caraïbische en Mexicaansche Zeeën worden opgestuwd, kan men ongegrond verklaren, daar zulk eene opstuwing al verbazend groot zou moeten zijn, om een stroom te doen ontstaan, welke van de kust van Noord-Amerika tot die van Europa voortloopt. Volgens Maury ligt de oorzaak der snelheid van den Golfstroom in zijne door een aanzienlijk zoutgehalte vermeerderde digtheid, zoodat zijne wateren met eene aanmerkelijke drukking door het kanaal van Florida worden gedrongen en door de kracht van zamenhang zijner zoute waterdeelen verhinderd worden, zich aanstonds met de wateren van den Oceaan te vermengen.

Wegens die kracht van zamenhang en wegens zijne uitzetting door de warmte moet de oppervlakte van den Golfstroom hooger wezen dan zijne boorden, ja, men heeft berekend, dat de as van den Golfstroom zich ongeveer 6 Ned. palm boven de oppervlakte van den Oceaan verheft. Van hier daalt zij naar beide zijden, zoodat hare oppervlakte eene gewelfde gedaante heeft. Daarom heeft zij eene eigene strooming van de as naar de beide zijden. Volgt een zeilend schip de rigting van den stroom langs de as, dan zal eene aldaar uitgezette boot naar eene der zijden drijven. Wier en drijfhout, van het oosten afkomstig, vindt men nooit aan de westzijde, omdat zij den waterberg niet kunnen overschrijden.

De Golfstroom is in de nabijheid van Florida het eerst ontdekt door Antonio de Alaminos, stuurman van Ponce de Leon, op den 22sten April 1513. Op alle kaarten der 16de en 17de eeuw draagt hij den naam van Kanaal van Bahama, en als zoodanig is hij in 1600 door Herrera beschreven. Franklin was de eerste, die hem Golfstroom noemde en belangrijke bijzonderheden omtrent zijne eigenschappen mededeelde, en na dien tijd is hij bij herhaling onderzocht.

< >