Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 07-08-2018

Gmelin

betekenis & definitie

Gmelin. Onder dezen naam vermelden wij:

Johann Georg Gmelin, een uitstekend kruidkundige. Hij werd geboren te Tübingen den 12den Junij 1709, studeerde aldaar, en ging in 1727 naar Petersburg, waar hij werkzaam was aan de Académie van Wetenschappen en in 1731 benoemd werd tot gewoon hoogleeraar in de schei- en natuurkunde. Op last des Keizers begaf hij zich in 1733 in gezelschap van Delisle, Müller en Behring naar Sibérië, om dat gewest te onderzoeken, en keerde eerst in 1743 terug. Daarop volbragt hij in 1747 een togt naar zijn vaderland, nam vervolgens zijn ontslag, en werd in 1749 hoogleeraar in de botanie en chemie te Tübingen, waar hij den 20sten Mei 1755 overleed. Zijne „Flora Sibirica”, uitgegeven door Pallas, (1749—1770, 4 dln)” en zijne „Reisen durch Siberien (1742, 4 dln) zijn de voornaamste geschriften van dezen geleerde.

Philipp Friedrich Gmelin, een broeder van den voorgaande. Hij werd geboren te Tübingen den 19den Augustus 1721, studeerde aldaar in de geneeskunde, bezocht eenige andere académiën in Duitschland, Nederland en Engeland, vestigde zich als privaat-docent te Tübingen, werd er stads-geneesheer en na den dood zijns broeders gewoon hoogleeraar in de kruid- en scheikunde. Hij overleed den 9den Mei 1768. Ook hij heeft onderscheidene genees- en scheikundige geschriften in het licht gegeven.

Johann Friedrich Gmelin, een zoon van den voorgaande. Hij werd geboren te Tübingen den 8sten Augustus 1748 en overleed den lsten November als hoogleeraar in de genees- en scheikunde te Göttingen. Hij bezorgde onder anderen eene uitmuntende 13de uitgave van het „Systema plantarum” van Linnaeus. — Zijn broeder Christian Gottliéb, geboren in 1748 en overleden in 1818, was hoogleeraar in de regten te Tübingen.

Christian von Gmelin, een zoon van Johann Georg, geboren te Tübingen den 23sten Januarij 1750. Hij was hoogleeraar in de regten eerst te Erlangen en vervolgens te Tübingen, waar hij den 6den Junij 1826 overleed.

Samuël Gottlieb Gmelin, een neef van den voorgaande. Hij werd geboren te Tübingen den 23sten Junij 1743, verwierf in 1763 den titel van doctor in de geneeskunde, reisde in | Nederland en Frankrijk, en verbond zieh in 1767 aan de Académie te Petersburg. In het volgende jaar deed hij met Pallas, Güldenstedt en Lapoesjin eene wetenschappelijke reis door Rusland. Hp trok in 1769 langs den westelijken oever van de Don, en in 1770 en 1771 door de Perzische gewesten aan de zuidelijke en de zuidwestelijke kusten van de Caspische Zee. Op de terugreis werd hij door den Khan der Chaitaken gevangen gehouden, en overleed te Achmetkent den 27sten Julij 1775. Zijne belangrijkste geschriften zijn: „Historia fucorum (1768)”, en „Reisen durch Ruszland (1770—1784, 4 dln)”.

Ferdinand Gottlieb von Gmélin, een neef van den voorgaande. Hij werd geboren te Tübingen den lOden Maart 1782, studeerde aldaar en promoveerde in 1802 in de geneeskunde, deed eene reis door Duitschland, Hongarije, Italië en Frankrijk, zag zich eerst tot buitengewoon en in 1810 tot gewoon hoogleeraar in de natuurlijke historie en geneeskunde benoemd in zijne geboorteplaats, en overleed den 21sten December 1848. Hij schreef'. „Allgemeine Pathologie des menschlichen Körpers (1821, 2de uitgave)”, — „Allgemeine Therapie der Krankheiten des Menschen 1830)”, — en „Kritik der Principien der Homöopathie (1835)”.

Christian Gottlob Gmélin, een broeder van den voorgaande. Hij werd geboren te Tübingen den 12den October 1792, reisde van 1814 tot 1818 door Frankrpk, Noord-Duitschland, Zweden, Noorwegen en Engeland, en zag zich daarna benoemd tot hoogleeraar in de chemie en pharmacie te Tübingen, waar hij den 13den Mei 1860 overleed. Onder anderen schreef hij eene uitmuntende „Einleitung in die Chemie (1833—1837, 2 dln)”.

Leopold Gmélin, een zoon van Johann Friedrich. Hij werd geboren te Göttingen den 2den Augustus 1788, studeerde te Göttingen Tübingen en Weenen, en vestigde zich als privaat-docent te Heidelberg, waar hp zich in 1814 tot buitengewoon en in 1817 tot gewoon hoogleeraar benoemd zag. Later werd hij hofraad, ridder van den Zähringer Leeuw en geheimraad, en overleed den 13den April 1753. Hij heeft zich jegens de scheikunde zeer verdienstelijk gemaakt, vooral door zijn „Handbuch der theoretischen Chemie (1817—1819, 2dln, 4de uitgave 1841—1855)”. Voorts schreef hij met Tiedemann: „Versuche über die Wege, auf welchen Substanzen aus dem Magen und Darmkanale in das Blut gelangen (1820)”, — en „Die Verdauung (1826—1827, 2 dln)”. Ook leverde hij nog een „Versuch eines neuen chemischen Mineralsystems (1825)”.

Wilhelm Friedrich Gmélin, een zeer verdienstelijk graveur. Hij werd geboren te Badenweiler in de Breisgau in 1765, en overleed te Rome in 1821. Behalve uitmuntende gravures leverde hij vele fraaije teekeningen in sepia, en vervaardigde een vernuftig uitgedacht graveerwerktuig. — Zijn broeder Karl Christian, desgelijks te Badenweiler geboren, was hoogleeraar in de kruidkunde en directeur van den botanischen tuin te Karlsruhe, overleed aldaar in 1837, en heeft zich bekend gemaakt door eene „Flora Badensis (1805—1826, 4 dln)”, — alsmede door eene „Gemeinnützige Naturgeschichte (2de uitgave 1839)”.

< >