Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 07-08-2018

Gladiatoren

betekenis & definitie

Gladiatoren of zwaardvechters, afkomstig van gladius (zwaard), is de naam van hen, die in de kampspelen der oude Romeinen strijd voerden. Het schijnt, dat die spelen oorspronkelijk te huis behoorden in Etrurië en aldaar bij Iijkfeesten in de plaats waren gekomen van de voormalige menschenoffers. Intusschen had men er ook elders in Italië, bijvoorbeeld te Capua.

Te Rome werden het eerst in het jaar 265 vóór Chr., op last van Marcus en Decimus Brutus, zwaardspelen gehouden bij de begrafenis van hunnen vader. Weldra geschiedde zulks vaker, veelal zonder bepaalde aanleiding, en dit gebruik breidde zich uit van Rome naar de provinciën. In de laatste eeuw der Republiek en ten tijde der keizers behoorden de gladiatorengevechten tot de volksvermaken, die door hooge ambtenaren of keizers werden ingesteld om zich populair te maken.

In het jaar 183 vóór Chr. streden bij eene begrafenis 120 man. Augustus besloot, dat ook bij de beide zwaardgevechten, jaarlijks van wege de praetores gegeven, het aantal strijders niet grooter zou wezen. Vóór dien tijd echter was reeds veel grooter aantal in het strijdperk getreden, en dat cijfer vermeerderde aanmerkelijk onder de volgende keizers, vooral onder Calígula, Claudius, Nero, Trajanus, Hadrianus en Cómmodus, welke laatste zelf als zwaardvechter optrad. Ten tijde van Trajanus hield men gedurende 123 dagen gevechten van wilde dieren en gladiatores, waarin 110000 dieren gedood werden en 10000 gladiatores streden. Gordianus deed in 12 spelen , die hij als aedilis verordende, nooit minder dan 150 paren zwaardvechters, somtijds ook 600, in het strijdperk verschijnen.

In den vroegsten tijd werden deze spelen gehouden op het Forum, en bij begrafenissen streden bustuarii onmiddellijk vóór den brandstapel. Later werden voor de zwaardvechters amphitheaters opgerigt. De zwaardvechters waren meestal slaven, vooral krijgsgevangenen. Zij werden in benden (familiae) te Rome en in andere steden — vooral te Capua en Ravenna — in bepaalde inrigtingen onder de leiding van opzigters (lanistae) geoefend, die in het verhuren of verkoopen van zwaardvechters een winstgevend bedrijf vonden of in dienst stonden van aanzienlijke Romeinen, die zulke geoefende strijders in den burgeroorlog gebruikten. Clodius en Milo werden er door gesteund, en Caesar hield te Capua eene menigte, welligt 5000, zwaardvechters.

Men had verschillende soorten van zwaardvechters naar gelang van de wapens en de wijze van vechten. De spelen, vooraf door libelli (boekjes, programma’s) bekend gemaakt, namen gewoonlijk een aanvang met stompe wapens; daarna echter greep men naar de scherpe wapens om op leven en dood te strijden. Intusschen kon de zwaargewonde door den wil van het volk en van den keizer, alsmede van den eigenaar, gered worden van den dood. Overwinnende gladiatoren werden tot belooning met eerekransen en geld begiftigd. Waren zij oud geworden in hun bedrijf, dan ontvingen zij van het volk, den keizer of hun eigenaar een rappier (rudis) en werden alsdan van verdere diensten ontheven, waarna zij hunne wapens gewoonlijk ophingen in den tempel van Héracles (Hercules). Gladiatorengevechten behoorden tot de onderwerpen der oude schilderkunst.

< >