Giulio Romano of Julius Romanus, eigenlijk Giulio Pippi, een beroemd schilder, geboren te Rome in 1492, was een leerling van Rafaël. Hij was bezield met een kalmen, maar stoutmoedigen geest, zoodat hy van de verschillende wegen, door dezen leermeester geopend, bij voorkeur dien betrad, welke naar de zijde der antieken leidde. Hij verwijderde zich later langzamerhand van de godsdienstige kunst en verviel ten laatste tot eene soort van snelschilderkunst. Vooral ook muntte hij uit als bouwmeester en deed prachtige kasteelen en buitenverblijven verrijzen.
Intusschen wees hij de opdragt, om den bouw der St. Pieterskerk na den dood van Sangallo voort te zetten, van de hand. Men moet Rafaël als den goeden genius van dezen kunstenaar beschouwen. Giulio stond hem trouw ter zijde bij het schilderen van de „Heilige Familie” in het Louvre, — van de „Krooning van Maria” en van de „Transfiguratie” in het Vaticaan,— alsmede bij het vervaardigen van de fresco’s in het Vaticaan en in het Palazzo-Farnese. Tot de zelfstandige werken van Giulio Romano behooren de keurige versieringen der VillaMadama en Villa-Lante, welke hij zelf gebouwd had. Eerstgenoemde heeft echter thans groote veranderingen ondergaan. Van zijne altaarstukken wordt de „Steeniging van Stéfanus” in de kerk van dien Heilige te Genua zeer geroemd. Eene zeer bekende schilderij van dien meester is eene „Heilige Familie (te Dresden)”, waarop Maria gereed staat om het kind te wasschen; dit laatste bevindt zich in een waschbekken en wordt door den kleinen Johannes schertsenderwijs met water besproeid.
Na den dood van Rafaël verliet hij allengs deze rigting, —vooral toen hij 4 jaar later gehoor gaf aan de uitnoodiging van den markies Federigo Gonzaga, om zich naar Mantua te begeven. Hier bouwde hij onderscheidene kerken en paleizen, versierde ze met groote fresco’s en verzamelde een aanzienlijk getal leerlingen om zich heen. Voor zijn onbekrompen begunstiger stichtte hij het beroemde Palazzo del Te, dat hij met eene menigte schilderijen (reuzen, liefdesgeschiedenissen der goden, Amor en Psyche) versierde. In deze voorstellingen is iets fantastisch, en men merkt op, dat de meester meer en meer onverschillig werd voor edele vormen en voor het verhevene in de kunst. In een afzonderlijk vertrek schilderde hij den „Triumftogt van den Duitschen Keizer Sigismund”, en hij kon daarvan weldra eene levende voorstelling geven, daar hij bij den intogt van Karel V in Mantua met de leiding der feestelijkheden was belast. Voorts heeft hij niet weinig medegewerkt tot verfraaijing dier stad, terwijl bijna geheel Lombardije gebruik maakte van zijne bekwaamheid als bouwkundige. Hij overleed in 1546. Naar zijne meest-beroemde stukken zijn gravures vervaardigd; ook zijn in brievenverzamelingen vele belangrijke brieven van hem bewaard.