Giordano (Luca), een uitstekend Italiaansch schilder, geboren te Napels in 1632, genoot eerst het onderwijs van Spagnoletto en daarna van Piétro da Cortona te Rome. Inzonderheid gevoelde hij zich aangetrokken door de stukken van Paolo Veronese, en hij wist de beroemdste meesters met zoo groote vaardigheid na te volgen, dat zelfs kenners er door misleid werden. Wegens den spoed, waarmede hij schilderde, ontving hij den bijnaam van Luca fa presto. Men zegt, dat hij het groote altaarstuk in de kerk der Jezuïeten te Napels in 26 uur voltooid heeft.
Hij onderscheidde zich voorts door eene rijke vinding, een uitmuntend perspectief, een zacht en harmonisch coloriet en een los en naauwkeurig penseel. Hem ontbrak echter de kracht der karakteristiek, en zijne haastigheid verleidde hem wel eens tot slordigheid, zoowel in de zamenstelling als in de uitvoering. Hij was intusschen bij uitnemendheid geschikt, om de paleizen der aanzienlijke Italianen en Spanjaarden met groote fresco’s en stukken in olieverw te versieren. Hij kende de wetten der kunst, maar maakte misbruik van zijn talent. Immers zijne eerste stukken zijn veel fraaijer dan de latere. In 1670 begaf hij zich op uitnoodiging van Koning Karel II naar Spanje, om er het Escuriaal te versieren, en door zijne opgeruimdheid en geestigheid verwierf hij weldra de gunst van het Hof.
Hij bleef er 13 jaar en was steeds de gunsteling des Konings. Doch hoe grootsch de aldaar geleverde kunstgewrochten ook wezen mogen, hij droeg er niet weinig bij tot het verval der kunst. Na den dood van Karel II was hij oud en rijk geworden; hij keerde naar zijn vaderland terug, waar hij te Rome in Clemens XI een beschermer vond, en overleed te Napels in 1703. Te Rome en te Florence vindt men fresco’s van hem, en zijne talrijke schilderijen zijn over de voornaamste muséa verstrooid. De beste graveurs — ook hij zelf — hebben er vele van op koper gebragt.