Giebel

betekenis & definitie

Giebel (Christian Gottfried Andreas), een verdienstelijk zoöloog en palaeontoloog, geboren te Quedlinburg den 13den September 1820, studeerde te Halle, vestigde zich aldaar als privaat-docent, en werd er in 1858 buitengewoon en in 1861 gewoon hoogleeraar en directeur van het Zoölogisch muséum. Hij verdedigt de theorie eener voortschrijdende volmaking der bewerktuigde schepping, gelijk die ook door Agassiz, Bronn, Burmeister enz. omhelsd wordt. Van zijne geschriften noemen wij: „Paläozoologie (1846)”, — „Algemeine Paläontologie (1852)”, „Fauna der Vorwelt (1847—1856, deel 1—3)”, — „Odontographie (1854)”, — „Die päugethiere in zoologischen, anatomischen und paläontologischen Beziehung (1853—1855)”, — „Gaea exeursoria germanica (l848)”, — en „Lehrbuch der Zoologie (1857, 3de druk 1865)”, — voorts verschillende populaire geschriften zooals „Kosmos für das Volk (1849)”, — „Tagesfragen aus der Naturgeschichte (1858)”, — en „Naturgeschichte des Thierreichs (1858—1863, 5 dln)”. Eindelijk heeft hij vele belangrijke opstellen in tijdschriften geleverd.